13 Technische specificaties
13.2 Bloeddrukmodule
Meetprincipe
Meetbereik
Meetfout, systematisch
Standaarddeviatie (klinisch onderzoek)
Oppompdruk
Oppompsnelheid
Max. manchetdruk
Deflatiemethode van de manchet
Kalibratie
Artefactonderdrukking
13.3 SpO2-module
Meetprincipe
Resolutie
Meetbereik
Nauwkeurigheid
Monsterfrequentie
Verbinding
Kalibratie
86
[Optie B]
Korotkoff-methode, oscillometrisch; voor de rust-BD worden de
resultaten van beide metingen vergeleken voor plausibiliteit
systolische druk:
diastolische druk: 40 tot 280 mmHg
polsslag:
systolische druk:
diastolische druk: +/– 3 mmHg
(temperatuur:
systolische/diastolische druk: 7 mmHg (max.)
300 mmHg max.; tijdens opblazen wordt de oppompdruk auto-
matisch aangepast aan de BD van de patiënt
tussen ong. 6 seconden (tot 140 mmHg) en ong. 18 seconden
(tot 300 mmHg)
300 mmHg
polsafhankelijke deflatiesnelheid
ong. 3 mmHg/slag of ong. 3 mmHg/s
kalibratie met externe drukmeter
automatische artefactonderdrukking
[Optie S]
zuurstofsaturatie gemeten door pulsoximetrie (quasi-arterieel)
12-bit – 0 tot 2400 mV
SpO2
hartslag 20 tot 300 BPM (ChipOx);
SpO2
Pols
SpO2
Mini Med
ChipOx®
40 tot 280 mmHg
35 tot 230 bpm
+/– 3 mmHg
+10 tot +40 °C)
45 tot 100 % (ChipOx)
aflezing 20 tot 250 BPM
70 % < SpO2 < 100 % < 2 %
1 BPM, max. 2 % van meting
300 Hz
ergoselect 4 / 5