ONDERHOUDSPARAMETERS
Para-
Functie
meter
S5.6 KETELFUNCTIE
MET MINIMALE
TEMPERATUUR
S5.7 UITSCHAKELEN
VAN DE BRAND-
ER BIJ EEN TEMP.
VERHOGING
VAN DE VASTE
BRANDSTOFKE-
TEL
S5.8 VERTRAGING
VAN DE HER-
HAALDE IN-
SCHAKELING
VAN DE KETEL
S5.12 BEVEILIGING-
STEMP. VAN DE
VASTE BRANDST-
OFKETEL
Handleiding onderhoud instellingen
Omschrijving
Met deze instelling wordt ingesteld,
wanneer de ketel op de minimaal
ingesteld temperatuur dient te
verwarmen. Functioneert alleen bij
actief verwarmen.
Met deze instelling wordt de
zelfuitschakeling van de brander
geactiveerd, wanneer de vaste
brandstofketel wordt ingezet. De
instellingswaarde is gelijk aan de
benodigde verhoogde temper-
atuur van de vaste brandstofke-
tel, waardoor de brander wordt
uitgeschakeld. Observatie-interval
voor die keteltemperatuurver-
hoging is 2 min.
Met deze instelling kunnen we de
vertragingstijd bepalen waarna
de ketel opnieuw kan worden
ingeschakeld. De vertraging start
wanneer de ketel is uitgeschakeld
en loopt tot de vertraging is ver-
streken; de herhaalde inschakeling
van de ketel wordt uitgeschakeld.
Met deze instelling wordt de
bovenste bedrijfstemperatuur van
de vaste brandstofketel bepaald.
Wanneer de ketel deze waarde
overschrijdt, zal de regelaar autom-
atisch de berekende temperatuur
voor het gemengde verwarmings-
circuit 1 en 2 verhogen.
NL
Instelmogelijk-
Waarde
heden
0- CONTINU
2
1- ALLEEN
OVERDAG
2- NOOIT
0- NEE
4
1 ÷ 5 °C
0 ÷ 30 min
0
70 ÷ 90 °C
77
61