NL
Para-
Functie
meter
S1.4 SELECTIE
VAN
FUNCTIE
SENSOR T1
44
ONDERHOUDSPARAMETERS
Omschrijving
5- KF2, sensor van de vaste brandstofketel.
Activeert de ketel-verschilthermostaat.
Gebruik bij 4 of 5 als tweede sensor T8 en
voor de aansturing van de circulatiepomp
het relais R6. Deze functie wordt via de
parameter van groep P6 en S6 ingesteld.
6- BF3, sensor van de proceswatercirculatie.
De sensor wordt gepositioneerd aan het
uiteinde van de proceswaterbuis. Wanneer
de regelaar een plotselinge temperatuurver-
hoging registreert, dan wordt de proceswa-
tercirculatie ingeschakeld. De looptijd van de
pomp wordt met parameter P4.8 ingesteld.
7- SVS, op de ingang T1 wordt de
doorstroomschakelaar van het proceswater
aangesloten. Sluit de schakelaar, dan wordt
de circulatiepomp voor proceswater door
de regelaar geactiveerd. De looptijd van de
pomp wordt met parameter P4.8 ingesteld.
8- BF2, extra sensor in de verwarmer van het
proceswater. Aangezien deze is ingebouwd
in het bovenste gedeelte van de boiler, wordt
het naverwarmen van het proceswater pas
ingeschakeld wanneer de sensor BF2 dit
constateert.
9- AGF, rookgassensor. Bedoeld voor het
meten van de rookgastemperatuur. Stijgt
de temperatuur boven de waarde S5.18 dan
wordt dit op het display weergegeven.
10- RFHP, extra kamersensor in de ruimte,
waar de verwarmingspomp van het
proceswater staat. Zolang de ruimte
warmer is dan de instelling S4.11 wordt
het proceswater niet door andere
warmtebronnen verwarmd.
11- RLKF, sensor van de retour in de ketel.
De regelaar beperkt de geoorloofde
retourtemperatuur in de ketel. Dit wordt
bepaald met parameter S5.14. Voor de
werking is een hydraulische schakeling met
de hoofd-circulatiepomp van de ketel of met
een Bypass – mengpomp noodzakelijk. In
dit geval dient de parameter op S4.9=4 te
worden gezet.
Instelmogeli-
jkheden
0- GEEN
SENSOR
1- RF1
2- EF1
3- RLF1
4- KTF
5- KF2
6- BF3
7- SVS
8- BF2
9- AGF
10- RFHP
11- RLKF
12- AGFTK
Handleiding onderhoud instellingen
Waarde
1