ALGEMENE INSTELLINGEN
INSTELLINGEN VOOR BOILERS
Para-
Functie
meter
MINIMALE
P5.1
TEMPERATUUR
VAN DE VLOEIBARE
BRANDSTOFKETEL
P5.2
MINIMALE TEMPER-
ATUUR VAN DE VASTE
BRANDSTOFKETEL
P5.3
MINIMALE
TEMPERATUUR
VAN DE BOILER
INSTELLINGEN VOOR ALTERNATIEVE
ENERGIEBRONNEN
Para-
Functie
meter
P6.1
VERSCHIL
SCHAKELAAR
AAN BRON
P6.2
VERSCHIL
SCHAKELAAR
UIT BRON
P6.3
MINIMALE
BRONTEMP.
P6.10 COMPENSATIE
VAN INVLOED
VAN HET
GEBOUW OP
DE TEMPER-
ATUUR VAN DE
BUITENSENSOR
Handleiding onderhoud instellingen
Omschrijving
Instelling van de minimale
temperatuur van de vloeibare
brandstofketel.
Instelling van de minimale
temperatuur van de vloeibare
brandstofketel.
Instelling tot welke temperatuur
er warmte van de boiler kan
worden ontnomen.
Omschrijving
Instelling van het verschil tussen de
collector of vaste brandstofketeltem-
peratuur en de proceswatertemper-
atuur of buffervattemperatuur waar-
bij de Solarpomp wordt ingeschakeld.
Instelling van het verschil tussen
de collector of vaste brandstofket-
eltemperatuur en de proceswater-
temperatuur of buffervattemper-
atuur waarbij de Solarpomp wordt
uitgeschakeld.
Instelling van de minimaal geëiste
temperatuur van de zonnecollectoren
of vaste brandstofketel, waarbij de
Solarpomp zich zal inschakelen.
Door het instellen wordt het invloed
van warmteoverdracht door de buit-
enmuren van het verwarmde gebouw
op de temperatuur van de buitensen-
sor gecompenseerd.
NL
Instelmogeli-
Waarde
jkheden
1 ÷ 90 °C
35
10 ÷ 90 °C
55
20 ÷ 70 °C
30
Instelmogelijk-
Waarde
heden
5 ÷ 30 °C
12
1 ÷ 25 °C
4
10 ÷ 60 °C
35
-5.0 ÷ 0.0 °C
-2,0
41