NL
ONDERHOUDSINSTELLINGEN VOOR ALTERNATIEVE
ENERGIEBRONNEN
Para-
Functie
meter
S6.1
BEVEILIGING
VAN DE MAXI-
MALE TEMPER-
ATUUR VAN DE
COLLECTOREN
OF VAN DE
VASTE BRAND-
STOFKETEL
S6.2 MAXIMALE TEM-
PERATUUR VAN
DE COLLECTOR-
EN OF VAN DE
VASTE BRAND-
STOFKETEL
S6.3 VEILIGHEID-
STEMPERATUUR
UITSCHAKELING
VOOR SOLAR-
COLLECTOR-
EN OF VASTE
BRANDSTOFKE-
TELS
S6.4 VORSTBEVEIL-
INGING VAN DE
COLLECTOREN
S6.5 DE TEMPER-
ATUUR VAN DE
COLLECTOREN
VOOR VORST-
BESCHERMING
64
ONDERHOUDSPARAMETERS
Omschrijving
Met deze instelling wordt de
maximale beveiligingstemperatuur
van de zonnecollectoren of de vaste
brandstofketel ingesteld. Wanneer
de zonnecollectoren of de vaste
brandstofketel de ingestelde waarde
overschrijden, kan de proceswater-
pomp weer worden ingeschakeld,
hoewel de gewenste proceswater-
temperatuur al bereikt is.
Instelling van de maximale collector-
temperatuur
Wanneer de zonnecollectoren of der
vaste brandstofketel de ingestelde
temperatuur overschrijdt, schakelt de
circulatiepomp onvoorwaardelijk uit.
Wanneer de temperatuur onder de
ingestelde waarde (P2.18) komt, wordt
de Solarpomp ingeschakeld om het
bevriezen van de collectoren te
verhinderen.
OPMERKING: Deze instelling is alleen
voor die plaatsen geschikt, waar de
temperatuur slechts kortstondig onder
het vriespunt daalt.
Hier wordt de temperatuur ingesteld
waarbij de vorstbescherming voor de
collectoren wordt ingeschakeld.
Instelmogelijk-
heden
0- NEE
1- JA
90 ÷ 290 °C
120 ÷ 350 °C 160
0- NEE
1- JA
-20 ÷ 10 °C
Handleiding onderhoud instellingen
Waarde
1
120
0
4