HOOFDFUNCTIES VAN DE BRANDER
FUNCTIE BRANDSTOFVOORVERWARMING
De brander is uitgerust met een functie voor voorverwarmen
van de brandstof; wanneer de warmtethermostaat vraagt om
inschakeling van de ketel blijft de brander wachten tot de start-
thermostaat (of de voorverwarmthermostaat, K) sluit, die zich
ter hoogte van de spuitmondhouder bevindt.
Wanneer de startthermostaat (of voorverwarmthermostaat, K)
niet binnen de 600 seconden sluit, gaat de brander over tot
blokkade.
Indien de vlam tijdens de werking dooft, voert de brander de
cyclus opnieuw uit als het contact van de startthermostaat (of
voorverwarming, K) gesloten is.
Wanneer tijdens de werking de vlam dooft en het contact van
de startthermostaat (of voorverwarmthermostaat,K) gesloten
is, blijft de brander ventileren gedurende de naventilatietijd
(indien ingeschakeld), stopt de ventilatie en blijft de brander
wachten tot het contact van de startthermostaat (of voorver-
warmthermostaat, K) gesloten is voordat hij weer met de voor-
ventilatietijd start.
UITSCHAKELTEST
Indien, tijdens de functionering, de ontgrendelingsknop langer
dan 5 seconden of korter dan 10 seconden wordt ingedrukt, zal
de brander uitgeschakeld worden, de gasklep gesloten worden,
de vlam gedoofd worden en de startsequentie herhaald wor-
den.
Als de test is ingeschakeld worden het aantal herhalingen van
de startsequentie (zie "CYCLUSHERHALING EN BEPERKING HERHA-
LINGEN" op pag. 60) en het aantal mogelijke herstarts (zie "BE-
SCHERMING ONTGRENDELING" op pag. 60) hersteld.
INTERMITTERENDE WERKING
Na 24 uur continubedrijf begint het controle-apparaat de au-
tomatische uitschakelsequentie, gevolgd door herstart, om de
vlamdetector op een eventuele storing te controleren.
Deze automatisch uitschakeling kan op 1 uur worden ingesteld
(zie paragraaf "Menu programmering").
CYCLUSHERHALING EN BEPERKING HERHALINGEN
De controle-apparatuur voorziet in de functie voor cyclusherha-
ling, d.w.z. de volledige herhaling van de startsequentie, het-
geen 3 pogingen inhoudt bij doven van de vlam gedurende de
werking.
Indien de vlam tijdens de functionering 4 maal uitgaat wordt de
brander vergrendeld.
Indien tijdens de herhaling van de cyclus een nieuw verzoek
om warmte plaatsvindt, worden bij het volgende verzoek om
warmte van de begrenzingsthermostaat (BT) de 3 pogingen her-
steld.
OPMERKING:
Na 510 seconden continu bedrijf wordt er een extra poging toe-
gevoegd.
Wanneer de voeding wordt uitgeschakeld, in geval van een
nieuw verzoek om warmte, worden alle mogelijke pogingen tot
herontsteking hersteld op 3 (maximaal 3).
VREEMD LICHT OF SCHIJNVLAM
De aanwezigheid van een parasietvlam of vreemd licht kan ge-
detecteerd worden in de status van stand-by wanneer de bran-
der stilstaat en in afwachting is van een verzoek om warmte of
tijdens de voorverwarming.
Als de aanwezigheid van de vlam of van vreemd licht ook in
de status "t2" wordt gedetecteerd, wordt de motor niet gestart
tot het signaal van de vlam verschijnt of tot de vergrendeling
gebeurt.
Wanneer er, nadat de ventilatormotor gestart is, tijdens de
voorventilatie vreemd licht of een schijnvlam wordt gedetec-
teerd, blijft de brander ventileren tot dat licht/vlam verdwijnt,
anders wordt er na 25 seconden overgegaan tot blokkade.
Als tijdens de voorventilatie de parasietvlam of vreemd licht
wordt gedetecteerd, wordt de voorventilatietijd van 15 seconden
gereset en begint de tijd om de aanwezigheid van de parasiet-
vlam of vreemd licht te controleren (de motor blijft ventileren).
De functie is cumulatief en kan maximaal 2 keer worden uitge-
voerd.
Als de parasietvlam of het vreemde licht binnen 25 seconden
verdwijnen, begint de voorventilatietijd; als de parasietvlam of
het vreemde licht opnieuw verschijnen wordt de voorventilatie-
tijd gereset en begint de telling van 25 seconden opnieuw om
de aanwezigheid van de parasietvlam of het vreemde licht te
controleren.
De derde keer dat de schijnvlam of het vreemde licht te zien is
blokkeert de brander.
Als tijdens de hercyclus door verdwijning van de vlam tijdens
de functionering en de daaropvolgende herhaling van de start-
sequentie de aanwezigheid van parasietvlam of vreemd licht
wordt gedetecteerd start de telling van 25 seconden van de
controle.
De storing wordt aangegeven door het knipperen van de LED (zie
paragraaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag. 58).
VOOR- EN NA-ONTSTEKINGSFASE
Tijdens de voorinschakeling start de inschakelinrichting 2 se-
conden voordat de stookolieklep opengaat.
Tijdens de na-inschakeling stopt de inschakelinrichting 3 se-
conden na de veiligheidstijd.
De inschakeling blijft gedurende de volledige veiligheidstijd van
kracht.
9
In geval van een continue hercycli of aangesloten verzoeken
om warmte mogen de herhalingen van de cyclus van de
functie van de ontstekingstransformator de waarde van één
poging per minuut niet overschrijden.
BESCHERMING ONTGRENDELING
De brander kan slechts vijf maal achtereenvolgens ontgrendeld
worden; nadien moet de voeding losgekoppeld worden om an-
dere vijf pogingen te kunnen hebben.
De brander kan enkel ontgrendeld worden indien de controle-
doos wordt gevoed.
STORING DEBLOKKEERKNOP/ REMOTE DEBLOKKERING
In elke status (thermostaat ON/OFF), indien de ontgrendelings-
knop of de ontgrendeling op afstand defect raakt of langer dan
60 seconden ingedrukt blijft, wordt de storing aangeduid door
het knipperen van de led (zie paragraaf "Storingsdiagnose -
blokkades" op pag. 58) totdat de storing wordt opgelost.
− Deze storing is slechts een weergave en de led stopt met
knipperen wanneer de storing verdwijnt.
− Indien de storing wordt gedetecteerd tijdens de voor-
ventilatie, de voorverwarming of de veiligheidstijd wordt
de brander niet stilgelegd en wordt de startsequentie
verder gezet.
− Indien de storing wordt gedetecteerd tijdens de positie
van de vergrendeling wordt de storing niet gesignaleerd
en kan de brander niet ontgrendeld worden.
− Als de storing wordt gedetecteerd tijdens de werking
wordt de brander niet stilgelegd.
59
INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD