INSTALLATIE
2.9.1
Tweepijpsysteem
De tweepijpsvacuümsystemen hebben een negatieve brand-
stofdruk (vacuüm) bij de inlaat van de brander.
Meestal hebben ze de tank op een lagere hoogte dan de bran-
der.
De terugloopleiding moet op dezelfde hoogte in de stookolie-
tank eindigen als de aanzuigleiding; in dit geval is een terug-
slagklep niet nodig.
Als de terugloopleiding echter boven het brandstofniveau komt,
is de terugslagklep onmisbaar.
9
Het wordt aanbevolen om extra filters op de brandstoftoe-
voerleiding te gebruiken. De fabrikant beveelt het gebruik
van een brandstoffilter van goede kwaliteit en een secun-
dair filter (meegeleverd als accessoire) op de tank aan om
de pomp en de verstuiver tegen vervuiling te beschermen.
Inschakelen pomp
9
Voordat u de brander ontsteekt, moet u ervoor zorgen dat
de terugloopleiding niet wordt geblokkeerd; obstakels zou-
den de pompafdichtingen kunnen doen breken.
Om de pomp in te schakelen hoeft alleen maar de brander ge-
start te worden; controleer of de vlam oplaait.
Wanneer de blokkade optreedt voordat de brandstof aange-
voerd wordt, minstens 20 seconden wachten, de functiekeu-
zeschakelaar minstens 1 seconde op "(II) reset brander" zetten
en daarna terugzetten op (I). Wacht tot de volledige startfase
weer voltooid is, totdat de vlam oplaait.
9
De installateur moet ervoor zorgen dat de onderdruk van
de voeding nooit meer bedraagt dan 0,4 bar (30 cm Hg). Bij
hogere waarden komt er gas vrij uit de brandstof. Het is van
groot belang dat de leidingen optimaal zijn afgedicht.
(*)
(*) VIC: brandstofkraan (indien voorzien)
Zie paragraaf "Brandstofafsluiter BA (niet meegeleverd)" voor
de elektrische aansluiting.
9
Als de installatie voorzien is van een brandstofkraan (VIC) in
het circuit dat de brandstof naar de brander voert, moet
het sluiten van de klep vertraagd worden om te vermijden
dat het deel van de leiding tussen de pomp en de klep in
onderdruk gaat (leeg).
Parameter 2079 kan worden gebruikt om de vertragingstijd (se-
conden) in te stellen voor het sluiten van de brandstofafsluiter
ten opzichte van de brander.
De in te stellen waarde moet altijd ≥ zijn dan de tijd van de
na-ventilatie van de brander.
H (m)
0
0,5
1
1,5
2
3
3,5
H
= hoogteverschil
L
= max.lengte van de aanzuigleiding
Øi = binnendiameter van de buis
De tabel toont de geschatte maximale lengten voor de toevoer-
leiding, afhankelijk van het verschil in hoogte, lengte en diame-
ter van de brandstofleiding.
22
L (m)
Øi (8mm)
Øi (10mm)
35
100
30
100
25
100
20
90
15
70
8
30
6
20