INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD
Modus 3: continue werking met vast setpoint en nachtverlaging
met ruimtethermostaat (RT)
In deze modus:
− Externe sonde niet vereist.
− De communicatie OpenTherm (OT) is niet ingeschakeld en
elke aangesloten OT-ruimtethermostaat wordt gevoed
maar meldt "communicatiefout".
− De ingang 0-10V wordt niet gebruikt.
− De communicatie met Modbus is niet ingeschakeld.
Het vaste setpoint wordt op dezelfde manier aangepast als in
modus 0. Het verschil bestaat uit het feit dat het verzoek altijd
actief is en het setpoint wordt verlaagd (nachtverlaging) met de
waarde die gedefinieerd wordt door parameter 2133 wanneer
het contact van de ruimtethermostaat/warmteverzoek wordt
geopend.
Par.
Beschrijving
Nr.
Setpoint Hoofdzone/Zone 1 in verwarmingsmodus Par.
2001= 0 en 3.
De regeling van de thermische eenheid bepaalt het
setpoint van de ketel bij verwarming door de hoogste
2103
waarde onder de verzoeken van alle actieve zones
te gebruiken (Par. 1101, 1201, 1301). Als Zone 1 is gecon-
figureerd als gemengd wordt de in parameter 1112
ingestelde waarde gebruikt als setpoint.
2023
Minimum setpoint verwarming.
2024
Maximum setpoint verwarming.
Nachtverlaging setpoint Hoofdzone/Zone 1 in verwar-
mingsmodus Par. 2001= 2 of 3.
Bepaalt met hoeveel graden het setpoint verwarming
wordt verlaagd wanneer het contact van de ruim-
2133
tethermostaat (RT) wordt geopend.
De verlaging van de aanvoertemperatuur is van
invloed op alle actieve verwarmingszones en om te
worden gebruikt, moet elke zoneregelaar de RT-klem
overbrugd hebben.
Toevoertemp.
(°C)
Par. 2024
Par. 2103
Par. 2133
Par. 2023
Modus 4: werking met variabel setpont afhankelijk van de
waarde van het 0-10V-ingangssignaal
In deze modus:
− Externe sonde niet vereist.
− De communicatie OpenTherm (OT) is niet ingeschakeld en
elke aangesloten OT-ruimtethermostaat wordt gevoed
maar meldt "communicatiefout".
− De communicatie met Modbus is niet ingeschakeld. Als er
een apparaat wordt aangesloten op de Modbus, worden
de waarden op het externe apparaat niet bijgewerkt.
De parameters die deze modus regelen zijn:
Par.
Nr.
2023
2024
2025
2026
De regeling van het werkingssetpoint gebeurt op basis van de
volgende curve:
3.2.6
De thermoregulatie op de thermische eenheid biedt ruime con-
figuratiemogelijkheden voor het beheer van de productie van
sanitair warm water.
Instellingen verzoek sanitair warm water
Aan het verzoek wordt voldaan als de door de sonde van de
boiler gedetecteerde temperatuur de waarde van het SWW-set-
point (Par. 2047) overschrijdt, verhoogd met de hysteresiswaarde
(Par. 2037).
De circulatoiepomp blijft werken gedurende de post-circulatie-
tijd (Par. 2044).
De brander wordt uitgeschakeld wanneer de door de aanvoer-
Max. temp.
sonde gedetecteerde temperatuur boven de waarde van het
setp. (°C)
SWW-setpoint (Par. 2047) stijgt, verhoogd met de waarde gede-
finieerd door parameter 2038 plus 3 °C (hysteresis), deze waarde
komt standaard overeen met 75 °C.
Setpoint @TA=ON
Wanneer de door de sonde van de boiler gedetecteerde tempe-
ratuur onder de waarde van het SWW-setpoint (Par. 2047) daalt,
Setpoint @TA=OFF
verlaagd met de hysteresiswaarde (Par. 2036) detecteert de re-
Min. temp.
gelaar een verzoek voor sanitair warm water en activeert het
setp. (°C)
de circulatiepomp en schakelt het de 3-wegs omschakelklep op
sanitair.
Buitentemp. (°C)
In dit geval werkt de circulatiepomp op een vast punt (Par. 2049).
De brander wordt ingeschakeld wanneer de door de aanvoer-
sonde gedetecteerde temperatuur onder de waarde van het
SWW-setpoint (Par. 2047) daalt, verhoogd met de waarde gede-
finieerd door parameter 2038 min 3 °C (hysteresis), deze waarde
komt standaard overeen met 69 °C.
50
Beschrijving
Minimum setpoint verwarming.
Maximum setpoint verwarming.
Bepaalt de minimale aanvoertemperatuur in verwar-
mingsmodus (Par. 2001 = 4).
Bepaalt de maximale aanvoertemperatuur in verwar-
mingsmodus (Par. 2001 = 4).
Toevoertemp.
(°C)
Par. 2024
Par. 2023
Par. 2025
Instelling parameters sanitair
Par. 2026
Net- (V)