4
Druk de ontspanknop in om een opname te
maken.
De camera stelt scherp op het scherpstelveld wanneer de
ontspanknop half is ingedrukt. Het scherpstelveld wordt
groen en de scherpstelling wordt vergrendeld.
Als de camera niet kan scherpstellen, knippert het
scherpstelveld. Druk de ontspanknop opnieuw half in om
scherp te stellen.
Als de ontspanknop half is ingedrukt terwijl het scherpstelveld niet wordt weergegeven, stelt
de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Druk de ontspanknop helemaal in om de sluiter los te laten.
B
Opmerkingen over Onderwerp volgen
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
• Pas de zoomstand, de flits-stand, de belichtingscompensatie en de menu-instellingen aan voordat u het
onderwerp registreert. Als er camera-instellingen worden gewijzigd nadat het onderwerp is geregistreerd,
wordt de registratie van het onderwerp geannuleerd.
• Het kan onmogelijk zijn om het gewenste onderwerp te registreren, of de camera kan het geregistreerde
onderwerp niet volgen of begint een ander onderwerp te volgen als het snel beweegt, als er te veel
cameratrilling is of als de camera een gelijkaardig onderwerp herkent. Of de camera het geregistreerde
onderwerp nauwkeurig kan volgen, hangt ook af van de grootte en helderheid van het onderwerp.
• Bij gebruik van autofocus en het maken van opnamen van onderwerpen waarop moeilijk kan worden
scherpgesteld (A 29), is het onderwerp mogelijk niet scherpgesteld ook al is het scherpstelveld groen.
Als het onderwerp nog steeds niet scherp is gesteld, stelt u AF-veldstand (A 53) in op Handmatig of
Centrum in de stand A (auto) en probeert u vervolgens opnieuw scherp te stellen (A 55) op een ander
onderwerp dat zich op dezelfde afstand van de camera bevindt.
• Bij bepaalde functies kan deze instelling mogelijk niet worden ingeschakeld. Zie "Camera-instellingen die
niet tegelijk kunnen worden gebruikt" (A 87) voor meer informatie.
Instellingen voor stand A (auto) wijzigen (opnamemenu)
1 / 2 5 0
1 / 2 5 0
F 3.5
F 3.5
59