Instellingen voor stand A (auto) wijzigen (opnamemenu)
Gezichtsherkenning
Wanneer de camera op het gezicht van een persoon wordt gericht, herkent deze het
gezicht en stelt hierop scherp. De functie voor gezichtsherkenning wordt in de volgende
situaties geactiveerd.
• Als de AF-veldstand is ingesteld op Gezichtprioriteit in de stand A (auto) of in de
continu-opnamestand (A 53)
• Als de volgende onderwerpsstanden zijn geselecteerd:
- Autom. scènekeuzeknop (A 62)
- S (nachtportret) (A 65)
- Portret (A 67)
• Wanneer de glimlachtimer is geselecteerd (A 37)
1
Kadreer een beeld.
Wanneer de camera een gezicht herkent, verschijnt een
dubbele gele rand rond dat gezicht.
Als de camera meer dan één gezicht herkent, is de werkwijze afhankelijk van de opnamestand,
zoals hierna wordt beschreven.
Opnamestand
Stand A (auto) of
continu-opnamestand
(Gezichtprioriteit)
Onderwerpsstanden
Autom. scènekeuzeknop,
S (nachtportret) en Portret
Glimlachtimer
56
Gezicht opgenomen in een
dubbel kader
Het gezicht dat zich het dichtst bij
de camera bevindt
• Andere gezichten die worden
omgeven door een enkel kader.
Het gezicht dat zich het dichtst bij
het midden van het beeld bevindt
• Andere gezichten die worden
omgeven door een enkel kader.
2 5 2 5
Aantal gezichten dat
kan worden herkend
Maximaal 12
Maximaal 3