Stap 2 Het beeld kadreren
1
Gebruik beide handen om de camera gereed te
houden.
Let op dat uw vingers, haar, de camerariem en andere
voorwerpen zich niet voor het objectief, de flitser, de
AF-hulpverlichting, de microfoon en de luidspreker bevinden.
Als u "staande" opnamen maakt met behulp van de flitser
(A 32), draait u de camera op zo'n manier dat de flitser zich
boven het objectief bevindt.
2
Kadreer het beeld.
Wanneer de camera een menselijk gezicht detecteert, wordt
het gezicht aangegeven met een dubbele gele rand
(scherpstelveld) (standaardinstelling).
De camera kan maximaal twaalf gezichten detecteren. Als
meer dan één gezicht wordt gedetecteerd, wordt het gezicht
dat zich het dichtst bij de camera bevindt aangegeven met
een dubbele rand en de rest door een enkele rand.
Wanneer geen mensen worden gefotografeerd of wanneer geen gezichten worden
gedetecteerd, wordt het scherpstelveld niet weergegeven. Kadreer het hoofdonderwerp in
het midden van het beeld.
26
2 5 2 5