Beeldmodus (Beeldkwaliteit/beeldformaat)
A (auto) M d (Opnamemenu) M Beeldmodus
Beeldmodus verwijst naar de combinatie van beeldformaat en beeldkwaliteit
(compressie) waarmee afbeeldingen worden opgeslagen. Kies de beeldmodus die het
best geschikt is voor de manier waarop afbeeldingen worden gebruikt en de capaciteit
van het interne geheugen of de geheugenkaart. Afbeeldingen met een hogere
beeldmodus kunnen sterker vergroot worden afgedrukt of weergegeven zonder dat
het beeld "korrelig" wordt, maar vereisen meer geheugenruimte bij het opslaan.
Beeldmodus
H 4000×3000P
I 4000×3000
(standaardinstelling)
R 3264×2448
L 2592×1944
M 2048×1536
N 1024×768
O 640×480
o 3968×2232
Het pictogram voor de geselecteerde instelling wordt weergegeven op de monitor in
de opname- en weergavestand (A 6, 8).
C
Beeldmodus
• Bij gebruik van andere opnamestanden dan A (auto), kan deze instelling worden gewijzigd door op de
knop d te drukken.
• De instelling wordt tevens toegepast op andere opnamestanden.
• Deze functie kan niet tegelijkertijd met bepaalde andere functies worden gebruikt. Zie
"Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt" (A 87) voor meer informatie.
Instellingen voor stand A (auto) wijzigen (opnamemenu)
Formaat (pixels)
Beelden hebben een hogere kwaliteit dan I. De
4000 × 3000
compressieverhouding is circa 1:4.
4000 × 3000
Dit is in de meeste omstandigheden de beste keuze.
3264 × 2448
De compressieverhouding is circa 1:8.
2592 × 1944
Kleiner formaat dan I, R of L om meer opnamen
2048 × 1536
te kunnen opslaan. De compressieverhouding is circa
1:8.
Geschikt voor weergave op een computermonitor.
1024 × 768
De compressieverhouding is circa 1:8.
Geschikt voor schermvullende weergave op een
televisie met een beeldverhouding van 4:3 of voor
640 × 480
verspreiding per e-mail. De compressieverhouding is
circa 1:8.
Afbeeldingen met een beeldverhouding van
3968 × 2232
16:9 worden opgeslagen. De compressieverhouding
is circa 1:8.
Beschrijving
47