Lichtmeting
A (auto) M d (Opnamemenu) M Lichtmeting
Het proces waarbij de helderheid van het onderwerp wordt gemeten om de belichting
te bepalen, wordt lichtmeting genoemd.
Kies hoe de camera de belichting meet.
G
Matrix (standaardinstelling)
Gebruikt een breed gebied op het scherm voor lichtmeting. Deze lichtmeetstand biedt de
geschatte belichting in een reeks van verschillende opnameomstandigheden.
Aanbevolen voor standaardfotografie.
q
Centrum-gericht
De camera meet het volledige beeld, maar kent de grootste waarde toe aan het
onderwerp in het midden van het beeld. Ideaal voor portretten: de achtergronddetails
blijven behouden, terwijl de lichtomstandigheden in het midden van het beeld de
belichting bepalen. Kan worden gebruikt met scherpstelvergrendeling (A 55) om
onderwerpen uit het midden te meten.
B
Opmerking over lichtmeting
Wanneer de digitale zoom wordt gebruikt, is de lichtmeting ingesteld op Centrum-gericht of Spot (de
lichtmeting wordt uitgevoerd op het gebied in het midden van de monitor). Het actieve lichtmeetgebied
wordt niet weergegeven.
C
Instellingen voor lichtmeting
Deze instelling kan worden uitgevoerd door op de knop d te drukken, zelfs bij gebruik van de
continu-opnamestand (A 80). De stand A (auto) en de continu-opnamestand delen dezelfde instelling
voor Lichtmeting.
C
Lichtmeetgebied
Het actieve lichtmeetgebied wordt weergegeven op de monitor als Centrum-gericht is geselecteerd voor
Lichtmeting.
Instellingen voor stand A (auto) wijzigen (opnamemenu)
Actief lichtmeetgebied
2 5 2 5
51