• Het instrument slaat de kalibratiewaarden op en keert terug naar de normale meetmodus.
Vier-, drie- of tweepunts kalibratie
• Doe zoals beschreven in het hoofdstuk 'Vijfpunts kalibratie'.
• Druk op CAL of ESC na het laatste geaccepteerde kalibratiepunt. Het instrument keert terug naar de
meetmodus en de kalibratiegegevens worden bewaard.
Eenpunts kalibratie
Twee selecteerbare opties zijn beschikbaar voor éénpunts kalibratie:
Als de optie
REPLACE
is geselecteerd, worden de hellingen (slopes) tussen huidige buffer en dichtstbijzijnde
lagere en hogere buffers herbekeken. Als offset is geselecteerd, wordt een compensatiecorrectie uitgevoerd
zonder bestaande hellingen te veranderen.
• Ga verder zoals beschreven in het hoofdstuk 'Vijfpunts kalibratie'.
• Druk op CAL of ESC na het kalibratiepunt. Het instrument keert terug naar de meetmodus en de kalibra-
tiegegevens worden bewaard.
Druk op MTC of MODE om te schakelen tussen de pH-bufferselectie en de temperatuurwaarde
è
tijdens de kalibratie, terwijl de temperatuursensor niet aangesloten is (MTC-modus).
De weergegeven pijl beweegt in de richting van de temperatuurwaarde. Gebruik de pijltjestoetsen
è
om de temperatuur te veranderen.
Foutmeldingen
Wrong buffer
De kalibratie kan niet worden bevestigd. De pH-waarde ligt niet binnen het bereik van de geselecteerde
buffer. Selecteer een andere buffer met de pijltjestoetsen of verander de buffer.
REPLACE
en OFFSET.
13