3.
Gebruik van de orthese
Om veiligheidsredenen is het niet mogelijk om de enkelgewrichtshoek van de orthese te veranderen
wanneer een van de veereenheden van het systeemgewricht wordt belast. Als u de bedieningshendel
naar boven overhaalt, terwijl een van de veereenheden wordt belast, wordt er een veiligheidsmechanisme
geactiveerd. Om dit mechanisme te deactiveren, moeten de veereenheden met afwisselende minimale
voorwaartse en achterwaartse bewegingen van het onderbeen worden ontlast.
3.1
Aanpassen van de enkelgewrichtshoek voor bergop of
bergaf lopen
U kunt de enkelgewrichtshoek met behulp van de bedieningshendel aan
passen, zodat u met de orthese gemakkelijker bergop of bergaf kunt lopen.
Met name tijdens het bergaf lopen draagt een aangepaste enkelgewrichtshoek
bij aan meer zekerheid. Ga hiervoor als volgt te werk:
1 Plaats uw voet in de gewenste positie door hem volledig op de helling te
plaatsen.
2 Klap de bedieningshendel omhoog (afb. 1).
3 Voer met uw onderbeen afwisselend minimale voorwaartse en
achterwaartse bewegingen uit om het veiligheidsmechanisme te
deactiveren (afb. 2).
4 Pas de enkelgewrichtshoek aan door uw onderbeen naar voren of naar
achteren te buigen, totdat de door een gekwalificeerde specialist in
orthopedische techniek vooringestelde onderbeenbuiging is bereikt. U
kunt zich hiervoor op de waterpas oriënteren die aan de onderbeenschaal
is bevestigd. De luchtbel moet na de aanpassing in het midden zitten
(afb. 3).
5 Haal de bedieningshendel naar beneden over.
Zorg ervoor dat de bedieningshendel helemaal naar beneden is
omgelegd. Als de hendel lichtjes uitsteekt, biedt de orthese niet
de vereiste veiligheid. Bovendien kan het hydraulische systeem
van het systeemgewricht zo worden beschadigd.
Als u weer op een effen ondergrond staat of loopt, moet de door
een gekwalificeerde specialist in orthopedische techniek ingestelde
enkelgewrichtshoek weer worden hersteld. Ga als volgt te werk:
6 Haal de bedieningshendel naar boven over.
7 Voer met uw onderbeen afwisselend minimale voorwaartse en achterwaartse bewegingen uit om het veilig
heidsmechanisme te deactiveren (afb. 2).
8 Breng uw onderbeen in de gewenste positie door u te oriënteren op de waterpas aan de onderbeenschaal.
De luchtbel moet in het midden uitgelijnd zijn (afb. 3).
9 Haal de bedieningshendel naar beneden over.
Afb. 1
Afb. 2
Afb. 3
7