Vullen en ontluchten
Krik
de
vooras op, zo dat
de
wielen
net
vrij van
de grond
zijn.
Vul het
reservoir
tot
de
rand met
de
juiste
vloeistof (zie Technische Gegevens blz.
6).
Vul
tijdens
de
volgende handelingen
steeds
olie bij om
te
vermijden
dat
de pomp
lucht
aanzuigt.
Draai
de motor met
behulp
van
de
startmotor
rond
.
Zorg
hierbij dat
de stopmanette
omlaag
is
gezet.
Vul
als
het
oliepeil niet meer
zakt, het
reservoir
(afb.
40)
tot de
bovenste markering
van
de
peilstok.
Start de
motor.
Draai bij
stationair
draaiende
motor
het
stuur-
wiel
enkele
malen
langzaam
van links
naar
rechts
tot geen luchtbellen meer
in het
reser-
voir opstijgen en het oliepeil niet meer
zakt.
Draai
nu
de
ontluchtingsnippel
(afb.
41
)
open,
tot er geen lucht meer
uitstroomt.
Stop
de
motor.
Breng de vuldop weer aan op het reservoir
en
controleer
het vloeistofpeil.
Bij
stilstaande motor
moet
dit
1 à
2 cm
boven
de
bovenste merkstreep
van de
peilstok
lig-
gen.
5.
VLOEISTOF HYDRAULISCH
BEDIENDE
KOPPELING
VERVERSEN
Vfoeist
ol
zie
Technische
Gegevens.
6. WIELLAGERVET
VERNIEUWEN
Vetsoort: zie Technische
Gegevens.
7
.
BRANDSTOFFIJN FILTERELEMENT
VERNIEUWEN
8.
FILTER
VAN
HYDRAULISCH
BEKRACH-
TIGD STUUR VERNIEUWEN
(afb.
42)
Het
filterelement
bevindt
zich
in het reservoir.
9.
MEMBRANEN LUCHTDRUKREMKA-
MERS VERNIEUWEN
1
O.
LUCHTFILTERELEMENT
VERNIEUWEN
Vernieuw
het
element nadat het driemaal
is
gereinigd.
27