AANWIJZINGEN VOOR
AFSTELLINGEN EN KLEINE
REPARATIES
Zekeringenkast
(schem
a
zie afb.
1
6)
ZEKERINGEN
1.
Startsperrelais
zekeringen 2,3,4,5,6,7 en
8,
laadstroomcontrole
lamp,
controle lamp
hoofdschakel aar
dimrelais
2.
Toerenteller
brandstofmeter,
oliedrukmeter.
lagedruk
zoemer,
Temperatuur controle
lamp
oliedruk controle
lamp,
richti
ng kn
i
pperl
ichten,
controlelamp
parkeerrem
controlelamo
luchtfilter
Parkee
rre
msc hakel
aar.
voorschakelbak.
Dimrelais
Klaxon
stekerdoos
I
nstru
mentenverl
ichti
n
g,
stadslicht
rechts,
achterlicht
rechts.
Stadslicht
links,
achterlicht
links.
Controlelamp groot
licht,
grootlicht
rechts.
Grootlicht
links.
Dimlicht
rechts.
Dimlicht
links.
De waarschuwingsknipperlichten
en
het
uur-
werk van de tachograaf zijn, buiten de zeke-
ringenkast
om,
rechtstreeks gezekerd via
de
zekering€rì Zr
aî
zz,
welke
zich
in
de
hoofd-
schakelkast bevinden nabij de
accu's.
VERWISSELEN
VAN
WIELEN
a.
Schijfwielen.
Reinig, alvorens een wiel te demonteren,
de
wielbouten
met behulp
van een
harde
borstel
en
voorzie
de
schroefdraad
van
een druppel olie. Zorg er voor,
alvorens
een wief
te
monteren, dat de
wielboutga-
ten en de wielflens goed schoon zijn
en
van verf ontdaan en voorzie
de
wielbou-
ten van een
druppel
olie.
Haal
de
wiel-
moeren gelijkmatig, kruiselings aan
met
het voorgeschreven
aanhaalkoppel.
Trek na 100 km. de wielmoeren
na.
Trilexwielen.
Enkele
montage.
1.
Reinig, alvorens een wiel te demon-
teren,
de
wielbouten
met behulp van
een
harde borstel
en
voorzie
de
schroefdraad van een druppel
olie.
2.
Zorg
ervoor, alvorens
een wiel
te
monteren,
dat de
schroefdraad
van
de
wielbouten
en de
wielmoeren,
de
spaakeinden
en de
kikkers
goed
schoon
ztjn.
Zet een spaak
verticaal.
Schuif het
wiel nu zover over
de
spaakranden, dat het ventiel
tussen
twee spaken komt
te
liggen.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
1
.E
'$
,r,
'g-
10
1rl
10.
11.
12.
3.
4.
16
12
16