NIEUW WORDEN
GEBRUIKT.
De
BRANDSTOFLEIDINGEN moeten
abso-
luut
luchtdicht
zijn. Lekken
in
de brandstoflei-
dingen kunnen optreden
aan
de
zuigzijde,
d.w.z. tussen de brandstoftank en
brandstof-
opvoerpomp, of aan de perszijde, d.w.z. tus-
sen brandstofopvoerpomp en
inspuitpomp.
Lekken aan de zuigzijde
veroorzaken
het
toe-
treden van lucht
in
het brandstofsysteem.
Er
kan echter ook lucht
in het
systeem komen,
nl.
wanneer de brandstoftank nagenoeg leeg
is;
controleer dit
dus
in de eerste plaats. Bij
het
aandraaien
van de
wartefs
van de
leidingen
moet
vooral worden gezorgd deze
niet
te for-
ceren.
De
brandstofinspuitpomp (6 in
schema)
is
een
precisie-instrument, hetwelk alleen door
specialisten, die
over
het
daarvoor noodzake-
lijke
gereedschap beschikken,
mag
worden
behandeld.
DE
HIERAAN
BEVESTTGDE
VERZEGELINGEN MOGEN
NIET WORDEN
VERBROKEN DAAR ANDERS DE GARAN-
TIE
VERVALT.
De
VERSTUIVERS
(7 in schema) dienen,
orî
een goede werking te verkrijgen, op de voor-
geschreven
-inspuitdruk
te
zijn afgestefd.
De
afstelling
hiervan
dient ook door een deskun-
dige, voorzien van de daarvoor benodigde ap-
paratuur te worden
verricht.
Het
verdient aanbeveling steeds enige op
de
juiste druk afgestelde reserve verstuivers
bij
de hand
te
hebben.
Wanneer men twijfelt
of
een verstuiver
al
of
niet goed functioneert,
kan
men
als
volgt
te
werk
gaan:
Draai
bij het
stationair toerental
de
wartelmoer
van
de
inspuitleiding
aan
de
verstuiver
los,
totdat gasolie kan
ontsnappen.
Wanneer
dit nu de wartelmoer van
een
slecht
werkende verstuiver
is,
dan geeft
dit
los-
draaien geen merkbare invfoed op de werking
van
de
motor. Deze proef geeft echter
geen
bewijs,
dat de
verstuiver slecht werkt, daar ook
de mogelijkheid bestaat, dat een element van
de
brandstofinspuitpomp defect is. Om dit
te
kunnen aantonen dient men de
vermoedelijke
slechte verstuiver
te
vervangen
door
een
goede reserve verstuiver
en
de
proef
te herha-
len.
ONTLUCHTEN BRANDSTOFSYSTEEM
Wanneer ondanks alle voorzorgen toch
lucht
in het
brandstofsysteem
is
gekomen,
moet
men
dit
ontluchten. Daartoe bevindt zich
op
de
opvoerpomp
een
gekartelde
knop (afb.
19).
Deze dient te worden losgeschroefd, waarna
door
deze
op en
neer
te bewegen
de
opvoer-
pomp wordt bediend.
Dan
deze knop net
zo
lang op
en
neer bewegen
tot een grote weer-
stand
wordt
gevoeld, waarna
de knop
moet
worden
ingedrukt en
worden
vastgeschroefd.
18