In-/afstellingen
8.1.8
Kluitenruimers afstellen
Zet de kluitenruimers (Fig. 144/1) met twee pen-
nen (Fig. 144/2) en 4 ringen (Fig. 144/3) aan de
zaaischijf vast. Borg de pennen met borgpennen
(Fig. 144/4).
8.1.9
Zaadgoeddiepte en korrelafstand controleren
1. Zaai ca. 100 m met werksnelheid.
2. Leg met de multitester (optie) de korrels op
meerdere plaatsen bloot.
De afleeskant plaatsen om de aarde
laagsgewijs te verwijderen.
3. Zet de multitester (Fig. 145) horizontaal op
de grond.
4. Zet de wijzer (Fig. 145/1) op de zaadkorrel
en lees de aflegdiepte voor het zaadgoed
op de schaalverdeling af (Fig. 145/2).
5. Meet de korrelafstand met de liniaal.
128
Fig. 144
Fig. 145
De gewenste korrelafstand wordt bepaald door het toerental van de
separatietrommel afhankelijk van de rijsnelheid.
Het toerental van de elektromotor die de separatietrommel aandrijft,
resulteert uit de kalibratiewaarde (Imp./100 m).
Bereken de kalibratiewaarde (Imp./100 m) door het afleggen van een
meettraject opnieuw, wanneer de gewenste korrelafstand niet wordt
bereikt (zie bedieningshandleiding AMATRON 3).
EDX 6000-TC BAH0047-4 09.14