Dataleiding voor DL-Bus
De DL-Bus bestaat uit alleen 2 adres: DL en GND (sensormassa). De voeding voor de DL-Bussensoren
wordt via de DL-Bus zelf geleverd.
De bekabeling kan stervormig of echter ook serieel (van een apparaat naar de volgende) opgebouwd
worden.
Als dataleiding kan iedere kabel met een diameter van 0,75 mm² tot max. 30 m lengte worden
gebruikt. Boven 30 m wordt het gebruik van een afgeschermde kabel aanbevolen, hetgeen de
toegestane lengte van de kabel tot 100 m verhoogt.
Worden afgeschermde kabels gebruikt, dan dient de afscherming met GND te worden verbonden.
Lange dicht naast elkaar gelegde kabelwegen voor netspannings- en databekabeling leiden ertoe, dat
storingen uit het net de dataleidingen beïnvloeden. Er wordt daarom een minimale afstand van 20 cm
tussen twee kabelwegen of het gebruik van afgeschermde bekabeling aanbevolen.
Bij het gebruik van twee regelingen met een datalogger dienen separate afgeschermde kabels te
worden gebruikt. De dataleiding mag nooit met een CAN-Busleiding in dezelfde kabel worden
gevoerd.
Buslast van DL-sensoren
De voeding en de signaalovergave van DL-Bussensoren geschiedt gemeenschappelijk over een 2-
polige leiding. Een aanvullende ondersteuning van de stroomvoorziening door een externe adapter
(zoals bij de CAN-Bus) is niet mogelijk.
Door het relatief hoge stroomverbruik van de sensoren moet op de „Buslast"worden gelet:
De regelaar UVR16x2 levert de maximale buslast van 100%. De buslasten van de elektronische
sensoren worden in de technische gegevens van de betreffende sensoren opgegeven.
Voorbeeld: De elektronische sensor FTS4-50DL heeft een buslast van 25%. Er kunnen daarom
maximaal 4 FTS4-50DL aan de DL-Bus aangesloten worden.
Klemmenoverzicht dataleiding voor DL-Bus
massaklem sensoren
15