Alarmgrenzen instellen
U kunt alle alarmgrenzen wijzigen met de standaardprocedures van de R Series. Raadpleeg de
Bedieningshandleiding voor de R Series voor instructies voor het instellen van alarmgrenzen.
U kunt de alarmgrenzen automatisch instellen, maar u kunt ook zelf grenzen selecteren (zie de
tabel hierboven). De functie Auto stelt de bovengrens in op 30 mmHg (4,0 kPa) boven de
laatste meting en de ondergrens op 20 mmHg (2,7 kPa) onder de laatste meting.
Alarmfuncties activeren, desactiveren en stilleggen
U kunt alle NIBD-alarmfuncties activeren en desactiveren en ook de akoestische alarmfuncties
voor NIBD uitschakelen via de standaardprocedures van de R Series; raadpleeg de
Bedieningshandleiding voor de R Series voor instructies.
Als de status van één NIBD-alarm wordt veranderd, worden alle andere NIBD-alarmfuncties
automatisch op dezelfde status ingesteld. Als u bijvoorbeeld het systolische alarm activeert,
worden alle andere NIBD-alarmfuncties automatisch geactiveerd. Als u het diastolische alarm
desactiveert, worden alle andere NIBD-alarmfuncties automatisch gedesactiveerd.
Het activeren of desactiveren van NIBD-alarmfuncties en het uitschakelen van de akoestische
alarmfuncties voor NIBD hebben geen invloed op de status van andere alarmfuncties van
de R Series.
Bij het opschorten van een NIBD-alarm worden de akoestische alarmfuncties uitgeschakeld tot
de volgende meting is voltooid. Alle visuele alarmfuncties blijven actief.
NIBD-metingen activeren
U kunt de R Series zo configureren dat het apparaat een enkele NIBD-meting uitvoert nadat het
hartfrequentiealarm en/of het NIBD-alarm zijn/is geactiveerd. Meer informatie vindt u in de
R Series Configuration Guide.
De bewegingstolerantie instellen
U kunt de R Series zo configureren dat de bewegingstolerantie wordt gecompenseerd, zoals
wanneer de patiënt beweegt, bv. op een bewegende brancard. De bewegingstolerantieoptie
wordt niet ondersteund voor neonatale patiënten. Raadpleeg de R Series Configuration Guide
voor details over hoe u deze instelling kunt veranderen.
Metingen nemen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het uitvoeren van elk type meting (een enkele meting,
een STAT-meting of een automatische meting). U kunt elk type meting uitvoeren, ongeacht of
de modus MONITOR, DEFIB of PACER (AAN voor BLS/Plus-modellen, alleen in Manuele
modus) is geactiveerd, behalve in de volgende gevallen:
de defibrillator is opgeladen of wordt opgeladen.
•
de vorige meting vond binnen 30 seconden plaats in de meetmodus met automatische
•
intervallen.
Om een meting die genomen wordt onmiddellijk af te breken en de manchet leeg te laten lopen,
drukt u op de NIBD-knop. Als veiligheidsvoorziening verricht de R Series geen metingen
binnen 30 seconden na een andere meting wanneer de meetmodus met automatische intervallen
is geactiveerd.
9650-0914-16 Rev. C
Niet-invasieve bloeddruk (NIBD) van R Series
Metingen nemen
15