3.
Selecteer m.b.v. [ ] en [ ] de gewenste
instelling en druk vervolgens op [SET]
(instellen).
Om dit te doen:
De icoon hulptekst weergeven naast de
icoon van een functie wanneer u de
functie selecteert
Icoonhulp uitschakelen
BELANGRIJK!
• De hieronder gegeven iconen verschijnen niet in het
display wanneer de icoonhulpfunctie uitgeschakeld is.
– Flitserfunctie
icoon (pagina 72)
AWB
– Witbalans
icoon (pagina 128)
– Meetfunctie
icoon (pagina 132)
Het functiegeheugen gebruiken om de
defaultinstellingen bij het inschakelen
van de spanning te configureren
Selecteer deze
U kunt de camera zodanig configureren dat deze bepaalde
instelling:
instellingen opslaat in het "functiegeheugen" telkens wanneer de
camera wordt uitgeschakeld waarna deze instellingen opnieuw
worden hersteld de volgende keer dat u de camera opnieuw
On (behouden)
inschakelt. Hierdoor hoeft u de camera niet elke keer te
configureren telkens wanneer u hem in- en uitschakelt.
Off (Uit)
Zie stap 4 van de onderstaande instelprocedure voor informatie
aangaande de instellingen die u kunt opslaan met het
functiegeheugen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer bij de "REC" (opname) indextab
"Memory" (geheugen) en druk vervolgens op
[ ].
3.
Selecteer d.m.v. [ ] en [ ] het item dat u wilt
configureren en druk vervolgens op [ ].
143
GEAVANCEERDE INSTELLINGEN