Afdrukken per soort en formaat afdrukmateriaal
1
2
3
Opmerking
Zie
op afdrukmateriaal van speciaal formaat.
4
Opmerking
Voor producten op een netwerk kunnen de instellingen voor soort en formaat ook worden
geconfigureerd via de ingebouwde webserver of HP Web JetAdmin software. Zie de Help
van de printerdriver voor informatie over deze optie.
Als u wilt afdrukken per soort en formaat, kan het nodig zijn lade 1 leeg te maken of te
sluiten, of de instelling LADE 1 MODUS=PAPIERLADE op te geven in het menu
Papierverwerking op het bedieningspaneel. Zie voor meer informatie
1 aanpassen" op pagina
Instellingen in de printerdriver en het softwareprogramma vervangen de instellingen op
het bedieningspaneel. De instellingen in het softwareprogramma vervangen de
instellingen in de printerdriver.
Afdrukmateriaal met de hand uit lade 1 invoeren
De functie voor handinvoer biedt een andere manier om op speciaal afdrukmateriaal af
te drukken. Als u deze functie instelt op Aan op het bedieningspaneel of in de
printerdriver, wordt het afdrukken onderbroken nadat een taak is verzonden, zodat u tijd
hebt om speciaal afdrukmateriaal te laden in lade 1. Druk op
afdrukken.
Als lade 1 al afdrukmateriaal bevat wanneer u een afdruktaak verzendt en de
standaardinstelling voor lade 1 op het bedieningspaneel van de printer LADE 1= EERSTE
is, wordt niet gestopt en gewacht totdat speciaal afdrukmateriaal wordt geladen. Als u
deze functie wilt gebruiken, moet u LADE 1=PAPIERLADE instellen in het menu
Papierverwerking (zie
68 Hoofdstuk 6 – Afdrukken op een netwerk
Laad de laden op de juiste wijze en pas de papiergeleiders aan.
Selecteer de optie LADE 1 TYPE in het menu Papierverwerking van het
bedieningspaneel en geef voor elke lade het type afdrukmateriaal op. Als u niet
zeker weet welk type afdrukmateriaal het is (bijvoorbeeld bankpostpapier of
kringlooppapier), controleert u het etiket op de verpakking.
Kies de gewenste instellingen voor het formaat op het bedieningspaneel.
• Lade 1: als LADE 1 MODUS=PAPIERLADE is geselecteerd in het menu
Papierverwerking, geeft u het formaat op in het menu. Als u speciaal
afdrukmateriaal hebt geladen, stelt u het formaat van dit speciale afdrukmateriaal
in het menu Afdrukken in op het afdrukmateriaal dat in lade 1 is geladen.
• Laden 2, 3 en 4: het formaat van het afdrukmateriaal wordt automatisch
gedetecteerd wanneer het afdrukmateriaal op de juiste wijze is geladen in de lade
en de papiergeleiders zijn aangepast aan het formaat van het afdrukmateriaal.
Als u speciaal afdrukmateriaal hebt geladen, stelt u het formaat van dit speciale
afdrukmateriaal in het menu Afdrukken in op het afdrukmateriaal dat in de lade is
geladen. Stel de formaatinstelknop voor afdrukmateriaal in de lade in op
Aangepast.
"Richtlijnen voor het gebruik van aangepast papier" op pagina 28
• Optionele automatische envelopinvoer: stel het formaat voor afdrukmateriaal in
vanuit het menu Papierverwerking.
Selecteer het gewenste soort en formaat afdrukmateriaal vanuit de software of de
printerdriver.
67.
"Gebruik van lade 1 aanpassen" op pagina
als u wilt afdrukken
"Gebruik van lade
S
om door te gaan met
TART
67).
NLWW