afdrukken vanaf de computer
6
De meeste afdrukinstellingen worden automatisch geregeld door het programma
waaruit u afdrukt of door de ColorSmart-technologie van HP. U hoeft de
instellingen alleen handmatig te wijzigen wanneer u de afdrukkwaliteit wilt
veranderen, wilt afdrukken op speciale papier- of transparantsoorten of speciale
functies wilt gebruiken.
Dit deel bevat de volgende onderwerpen:
•
Afdrukken vanuit een softwaretoepassing
•
Afdrukopties instellen
•
Een afdruktaak stoppen
Met de HP Officejet kunt u speciale afdruktaken uitvoeren, zoals het afdrukken
van randloze afbeeldingen en posters en het afdrukken op transparantfilm.
Raadpleeg de online HP foto- en beeldbewerking Help die bij de software is
geleverd, voor meer informatie over het uitvoeren van speciale afdruktaken.
Afdrukken vanuit een softwaretoepassing
Voer de volgende stappen uit om een afdruktaak te starten vanuit de
softwaretoepassing die u hebt gebruikt om uw document te maken.
Windows-gebruikers
1
Plaats het juiste papier in de invoerlade.
Zie
2
Kies
gebruikt.
3
Zorg ervoor dat u de HP Officejet selecteert als afdrukapparaat.
Als u instellingen moet wijzigen, klikt u op de knop die toegang geeft tot
het dialoogvenster Eigenschappen (afhankelijk van uw softwaretoepassing
kan deze knop Eigenschappen, Opties, Printerinstelling of Printer heten),
waarna u voor uw afdruktaak de gewenste opties selecteert met behulp
van de functies op de tabbladen Papier/Kwaliteit, Afwerking, Effecten,
Basis en Kleur.
4
Klik op
De geselecteerde instellingen gelden alleen voor de huidige afdruktaak.
Zie
afdrukinstellingen voor alle afdruktaken.
5
Klik op
op pagina 60
op pagina 62
Originelen en papier laden
Afdrukken
in het menu
OK
om het dialoogvenster
Afdrukopties instellen
op pagina 60 voor het wijzigen van de
OK
om de afdruktaak te starten.
op pagina 59
op pagina 11 voor meer informatie.
Bestand
van de softwaretoepassing die u
Eigenschappen
te sluiten.
59