SG 05.1 – SG 12.1/SGR 05.1 – SGR 12.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch
AC 01.1 Intrusive Profibus DP
9.10
Proefdraaien
9.10.1
Draairichting controleren
2.
Indien te ver werd gedraaid: de afsluiter weer terugdraaien en tussenstand
opnieuw in de richting OPEN benaderen (gebruik bij het instellen van de tus-
senstand dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf).
3.
Instelspindel [4] continu ingedrukt houden en met behulp van een schroeven-
draaier in de richting van de pijl draaien, daarbij op wijzer [5] letten: onder een
duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [5] steeds 90° verder.
4.
Staat de wijzer [5] 90° voor punt [6]: dan alleen nog langzaam verder draaien.
5.
Springt de wijzer [5] naar het punt [6]: niet meer draaien en de instelspindel
loslaten.
De tussenstand in de richting OPEN is nu ingesteld.
6.
Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de ins-
telspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
Pas als alle hiervoor beschreven instellingen zijn uitgevoerd mag met proefdraaien
worden begonnen.
Beschadigingen aan de afsluiter in geval van een verkeerde draairichting!
Bij een verkeerde draairichting direct uitschakelen (STOP indrukken).
De oorzaak wegnemen, bijv. door bij de kabelset (wandbeugel) de fasenvolgorde
te corrigeren.
Het proefdraaien herhalen.
1.
Aandrijving handmatig in de tussenstand, resp. op voldoende afstand van de
eindstand brengen.
2.
Keuzeschakelaar in stand lokale bediening (LOCAL) schakelen.
3.
Aandrijving in de richting CLOSE inschakelen en vervolgens de draairichting
(schijfje mechanische standaanwijzing) observeren.
Voor het bereiken van de eindstand afschakelen.
De draairichting is in orde, als aandrijving in de richting CLOSE beweegt en
het schijfje mechanische standaanwijzing met de wijzers van de klok mee
(rechtsom) draait.
Inbedrijfname (basisinstellingen)
51