7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel
Standaardinstelling: [Uit]
Geluid fout kopiëren
Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als er een fout
in een kopieertaak optreedt.
Standaardinstelling: [Medium]
Geluid einde afdruk.
Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als een
afdruktaak is voltooid.
Standaardinstelling: [Uit]
Geluid fout afdruk.
Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als er een fout
in een afdruktaak optreedt.
Standaardinstelling: [Medium]
Geluid einde scannen
Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als een
scantaak is voltooid.
Standaardinstelling: [Uit]
Geluid fout scannen
Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als er een fout
in een scantaak optreedt.
Standaardinstelling: [Medium]
Geluid eind faxverz.
Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als een fax is
verzonden.
Standaardinstelling: [Medium]
Geluid fout faxverz.
Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid die het apparaat maakt als er een fout
optreedt bij het versturen van een fax.
Standaardinstelling: [Medium]
Geluid eind faxontv.
Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als een fax is
ontvangen.
Standaardinstelling: [Medium]
130