7. Het apparaat configureren met het
bedieningspaneel
Basisbewerking
• Type 1 modellen zijn niet uitgerust met [Scannereigenschappen] en [Netwerkinstellingen].
• Type 3 modellen zijn niet uitgerust met [Faxeigenschappen] en [Adresboek].
• Bij bepaalde modellen worden sommige instellingen niet weergegeven.
1.
Als u de systeeminstellingen van het apparaat wilt configureren, druk dan op de
[Gebruikersinstellingen]-knop.
2.
Druk op [ ] of [ ] om de instellingen die u wilt gebruiken te selecteren.
De standaardinstellingen van het apparaat zijn onderverdeeld in deze acht categorieën:
• [Systeeminstellingen], [Printereigenschappen], [Kopieereig.], [Faxeigenschappen],
[Adresboek], [Lijst/rap. afdrukken], [Scannereigenschappen], [Netwerkinstellingen]
3.
Om de weergegeven instellingen en waarden te bevestigen, drukt u op de [OK]-knop.
4.
Om terug te gaan naar het vorige item, drukt u op [ ].
• Om naar het beginscherm terug te keren, drukt u net zo vaak op [ ] als het aantal items dat u
geselecteerd heeft of druk eenmalig op de [Gebruikersinstellingen]-knop.
CTT129
115