ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het
beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
• Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 169)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u
niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en
daarna te formatteren voordat u probeert hem te
gebruiken (pagina 172).
1.
Druk op de spanningstoets of op de [
(REC) toets om de camera in te schakelen.
Spanningstoets
]
2.
[
]
51
• Hierdoor verschijnen het beeld en de automatische
opname icoon (
) op het beeldscherm en wordt de
op dat moment geselecteerde opnamefunctie
ingeschakeld. Mocht de automatische opname icoon
(
) niet getoond worden, volg dan de procedure op
pagina 85 om het "Auto" decor te selecteren.
Hierdoor zou de automatische opname icoon moeten
verschijnen.
• Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
"There are no files." (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [
] (REC) toets om de op dat
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
Zet het beeld op het
beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp
zich binnen het
scherpstelkader
bevindt.
• Het scherpstelbereik van
de camera hangt af van
de scherpstelfunctie die u
gebruikt (pagina 71).
icoon zichtbaar zijn
Automatische
opname icoon
Scherpstelkader