2.7.2
Patiënttype
Het patiënttype selecteren (volwassene, pediatrisch of neonaat):
1.
Houd
(Het geselecteerde patiënttype knippert) .
VOLWASSENE
2.
Druk
3.
Druk op elke willekeurige toets om naar de normale bediening terug te keren.
2.7.3
NIBP eenheden
De NIBP meeteenheid (MMHg of kPa) selecteren:
1.
Houd
staan.
De huidige NIBP eenheid knippert.
2.
Druk op
3.
Druk op elke willekeurige toets om naar de normale bediening terug te keren.
ingedrukt totdat de patiënttype indicatoren geselecteerd zijn.
PEDIATRISCH
in om het patiënttype te selecteren.
in gedrukt totdat de monitor in de confi guratiemodus gaat
mmHg
kPa
om de gewenste eenheid in te stellen.
NEONAAT
15