9.1.2 Ingang STOP
STOP is de ingang die de onmiddellijke onderbreking van de ma-
noeuvre veroorzaakt (met een kortstondige omkering). Op deze
ingang kunnen inrichtingen worden aangesloten met een uitgang
met normaal open contact ("NO"), maar ook inrichtingen met een
normaal gesloten contact ("NC") of inrichtingen met een uitgang
met constante weerstand (8,2 kΩ), zoals bijvoorbeeld contactlijs-
ten.
Net als bij BlueBUS herkent de besturingseenheid het soort inrich-
ting dat tijdens de herkenningsfase op de ingang STOP is aan-
gesloten (zie paragraaf "Herkenning van andere inrichtingen");
daarna wordt een STOP veroorzaakt indien er zich een wijziging ten
opzichte van de herkende staat voordoet.
Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de STOP-in-
gang meer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van
hetzelfde type:
– Er kunnen meerdere NO-inrichtingen parallel aan elkaar aange-
sloten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
– Er kunnen meerdere NC-inrichtingen onderling in serie aangeslo-
ten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
– Twee inrichtingen met een uitgang met constante weerstand van
8,2 kΩ kunnen parallel geschakeld worden; als er meer dan 2
inrichtingen zijn, moeten alle inrichtingen via een "cascadescha-
keling" op één enkele afsluitweerstand van 8,2 kΩ aangesloten
worden.
– Een combinatie van NO en NC is mogelijk door de 2 contacten
parallel te schakelen en met het NC-contact een weerstand van
8,2 kΩ in serie te verbinden (dit maakt dus ook de combinatie van
3 inrichtingen mogelijk: NO, NC en 8,2 kΩ).
a
Als de STOP-ingang gebruikt wordt om inrichtingen
met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, zouden al-
leen de inrichtingen met een uitgang met constante
weerstand van 8,2 kΩ de veiligheidscategorie 3 kun-
nen garanderen tegen storingen conform de norm EN
13849-1.
9.1.3 Fotocellen
Om de besturingseenheid in staat te stellen om de inrichtingen die
zijn aangesloten op het "BlueBus"-systeem te herkennen, is adres-
sering van deze inrichtingen nodig.
Deze operatie moet worden gedaan door de elektrische brug in
elke inrichting correct te positioneren (zie ook de gebruiksaanwij-
zing van elke inrichting afzonderlijk). Hieronder vindt u een adres-
seringsschema van de fotocellen, naar type.
56
FOTO 2 II
ADRESSEN VAN DE FOTOCELLEN
Fotocel
FOTO
Fotocel buitenzijde h = 50 die bij het sluiten in
werking treedt (stopt en keert de beweging om)
FOTO II
Fotocel buitenzijde h = 100 die bij het sluiten in
werking treedt (stopt en keert de beweging om)
28 – NEDERLANDS
FOTO II
FOTO
FOTO 1 II
FOTO 1
Positie van
bruggen
ADRESSEN VAN DE FOTOCELLEN
Fotocel
FOTO 1
Interne fotocel h = 50 met activering zowel bij
sluiting (onderbreking en omkering van de
beweging) als bij opening (onderbreking en
hervatting bij vrijgave van de fotocel)
FOTO 1 II
Interne fotocel h = 100 met activering zowel
bij sluiting (onderbreking en omkering van de
beweging) als bij opening (onderbreking en
hervatting bij vrijgave van de fotocel)
FOTO 2
Interne fotocel met activering bij opening
(onderbreking en omkering van de beweging)
FOTO 2 II
Interne fotocel met activering bij opening
(onderbreking en omkering van de beweging)
FOTO 3
CONFIGURATIE NIET TOEGESTAAN
m
Aan het einde van de installatieprocedure of nadat er
fotocellen of andere inrichtingen zijn verwijderd, moet
de aanleerprocedure worden uitgevoerd (zie paragraaf
"Herkenning van inrichtingen").
9.1.4 Herkenning van andere inrichtingen
Normaal gesproken wordt de procedure voor het herkennen van
inrichtingen die op "BlueBUS"en de "STOP"-ingang zijn aangeslo-
ten uitgevoerd tijdens de installatiefase; als er inrichtingen worden
toegevoegd of verwijderd, is het echter mogelijk om de herkenning
opnieuw uit te voeren.
57
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Doe het volgende:
druk tegelijkertijd op de toetsen
1.
houd ze ingedrukt
FOTO 2
laat de toetsen los zodra de leds "L1" en "L2" snel gaan
2.
knipperen (na ongeveer 3 seconden)
3.
wacht enkele seconden tot de besturingseenheid het her-
kennen van de inrichtingen voltooit
4.
aan het einde van deze fase zal de led "Stop" (S) aan staan
en moeten de leds "L1" en "L2" uitgaan (de leds "L3" en
"L4" zouden kunnen beginnen te knipperen).
Tabel 12
m
Nadat er inrichtingen toegevoegd of verwijderd zijn,
moet de opleveringstest van de automatisering op-
nieuw worden uitgevoerd, in overeenstemming met de
aanwijzingen in paragraaf "Test".
Positie van
bruggen
Bluebus
Stop
SbS
Open
Close
en
f
S
L1
L2
en
g