ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Klemmen
Beschrijving
Ingang voor die inrichtingen die via hun ingreep de onmiddellijke stop veroorzaken van de lopende manoeuvre,
gevolgd door een korte omkering. Op deze ingang kunnen contacten worden aangesloten van het type NO (normaal
geopend), NC (normaal gesloten) of inrichtingen met een uitgang met constante weerstand 8,2 kΩ zoals bijvoorbeeld
contactlijsten. Elke inrichting die is aangesloten op deze ingang, wordt apart herkend door de besturingseenheid,
tijdens de aanleerfase (zie paragraaf "Herkenning van inrichtingen"). Als de besturingseenheid tijdens deze fase
Stop
een wijziging waarneemt t.o.v. de aangeleerde status, voert hij een STOP uit. Op deze ingang is het mogelijk een
of meer inrichtingen aan te sluiten, zelfs als ze van elkaar verschillen: in parallel meerdere NO inrichtingen; in serie
meerdere NC inrichtingen, zoveel u wilt; in parallel 2 inrichtingen met uitgang met constante weerstand van 8,2 kΩ. Bij
aanwezigheid van meer dan 2 inrichtingen is het noodzakelijk ze via een cascadeschakeling aan te sluiten met een
enige afsluitweerstand van 8,2 kΩ; in parallel 2 inrichtingen NO en NC, door het NC contact in serie te plaatsen met een
weerstand van 8,2 kΩ (dit maakt het mogelijk zelfs een combinatie van 3 inrichtingen aan te sluiten: NO, NC en 8,2 kΩ).
Ingang voor een NO-knop (normaal geopend), voor de verzending van instructies met de modaliteit Stap-voor-stap.
SbS
Ingang voor bedieningsinrichtingen die, bij ingrijpen, alleen een openingsmanoeuvre veroorzaken. Op deze ingang is
Open
het mogelijk contacten van het type NO (normaal geopend) aan te sluiten.
Ingang voor bedieningsinrichtingen die, bij ingrijpen, alleen een sluitmanoeuvre veroorzaken. Op deze ingang is het
Close
mogelijk contacten van het type NO (normaal geopend) aan te sluiten.
5
EINDCONTROLES EN START
Alvorens met de fase van de eindcontroles en de start van de auto-
5
EINDCONTROLES EN START
matisering te beginnen, is het raadzaam om de vleugel halverwege
de loopweg te zetten zodat hij onbelemmerd zowel open als dicht
kan gaan.
5.1 AANSLUITING OP DE VOEDING
a
De voedingsaansluiting moet worden gemaakt door
ervaren, deskundig personeel dat in het bezit is van de
vereiste kenmerken, met volledige inachtneming van
wetten, voorschriften en reglementen.
Zodra er spanning op het product komt te staan, is het raadzaam
enkele eenvoudige controles uit te voeren:
Controleer of de "BlueBus"-led regelmatig knippert met een
1.
frequentie van één knippering per seconde.
Controleer of ook de leds op de fotocellen (zowel op TX als
2.
op RX) knipperen; het is niet van belang hoe ze knipperen,
dat hangt van andere factoren af
Controleer of het knipperlicht dat op de uitgang FLASH is
3.
aangesloten, uit is..
Als dit alles niet gebeurt, dient u onmiddellijk de voeding naar de
besturingseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen
nauwkeuriger te controleren.
Meer nuttige informatie over het opsporen en analyseren van storin-
gen vindt u in het hoofdstuk "WAT TE DOEN ALS... (handleiding
voor het oplossen van problemen)".
5.2 HERKENNING VAN INRICHTINGEN
Nadat u de besturingseenheid voor het eerst heeft aangestoken is
het noodzakelijk hem de inrichtingen te doen herkennen aangeslo-
ten op de ingangen "Bluebus" en "Stop".
l
De aanleerfase moet ook worden uitgevoerd als er
geen enkele inrichting verbonden is met de besturing-
seenheid.
De besturingseenheid is in staat om de verschillende aangesloten
inrichtingen afzonderlijk te herkennen dankzij de herkenningspro-
cedure en kan mogelijke aanwezige storingen detecteren.
16 – NEDERLANDS
Daarom moeten de apparaten telkens worden herkend wanneer er
een wordt toegevoegd of verwijderd.
42
Bluebus
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
De leds "L1" en "L2" die aanwezig zijn op de besturingseenheid
("Afbeelding 42"), knipperen langzaam om aan te geven dat het
noodzakelijk is de aanleerprocedure uit te voeren.
Doe het volgende:
druk tegelijkertijd op de toetsen
1.
houd ze ingedrukt
2.
laat de toetsen los zodra de leds "L1" en "L2" snel gaan
knipperen (na ongeveer 3 seconden)
3.
wacht enkele seconden tot de besturingseenheid het her-
kennen van de inrichtingen voltooit
4.
aan het einde van deze fase zal de led "Stop" (S) aan staan
en moeten de leds "L1" en "L2" uitgaan (de leds "L3" en
"L4" zouden kunnen beginnen te knipperen).
Stop
SbS
Open
Close
en
f
g
S
L1
L2
en