9.1.3 Functie
Pompen voorbereid voor membraanlekkagedetectie:
•
Speciale doseerkopflens voor de inbouw van de opto-
elektronische sensor
•
De opto-elektronische sensor bevat
- infrarood zender
- infrarood ontvanger.
In geval van een lekkend membraan
•
Komt er vloeistof in de doseerkopflens.
- Wordt de lichtbreking veranderd.
•
De sensor produceert een signaal.
- De elektronica schakelt twee contacten. Deze contacten
kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt om een alarm te
schakelen of om de pomp uit te schakelen.
Membraanbreuksensor
9.1.4 Elektrische aansluiting van de elektronica
Waarschuwing
Elektrische aansluitingen mogen uitsluitend worden uitge-
voerd door gekwalificeerd personeel!
Koppel de voeding los voordat u de voedingskabel en de
relaiscontacten aansluit!
Neem de lokale veiligheidsvoorschriften in acht!
Bescherm de kabelaansluitingen en stekkers tegen corro-
sie en vocht.
Controleer, voordat u de voedingskabel aansluit, of de
voedingsspanning op het typeplaatje van de pomp over-
eenkomt met de plaatselijke elektriciteitstoevoer. Door een
Voorzichtig
verkeerde voedingsspanning kan de unit beschadigd ra-
ken!
Om elektromagnetische compatibiliteit (EMC) te waarborgen,
moeten de ingangs- en uitgangskabels worden afgeschermd.
1. Sluit de afscherming aan een kant aan op PE.
• Aansluitschema in acht nemen!
2. Voer ingangskabels, stroomuitgangskabels en voedingskabels
in aparte leidingen.
3. Sluit het apparaat aan op de voeding overeenkomstig het
aansluitschema.
4. Sluit de elektronica aan op de sensor overeenkomstig het
aansluitschema.
Waarschuwing
Het potentiaalbelaste contact 1, klemmen 6 en 7, is
van netspanning voorzien.
Voor de aansluiting van het contact 1 moet de net-
spanning worden uitgeschakeld!
De contacten zijn niet voor zien van beveiligingscir-
cuits.
Er mogen uitsluitend pure Ohmse belastingen worden
Voorzichtig
geschakeld.
Voor het schakelen van de pompmotor, moet een con-
tactor hier tussen worden aangesloten.
5. De contacten 1 en 2 naar behoefte aansluiten.
Zie de paragraaf Elektrische aansluitingen.
Gerelateerde informatie
6. Elektrische aansluitingen
148
9.1.5 Relaisuitgangen
De aansluiting van de relaisuitgangen is afhankelijk van
N.B.
de toepassing en aanwezige actuatoren.
•
Onderdrukking van interferentie is vereist voor inductieve
belastingen (ook relais en contactors).
•
Wanneer dit niet mogelijk is moeten de relaiscontacten zoals
hieronder beschreven met een veiligheidsschakeling worden
beveiligd.
Bij wisselspanning
Max. stroom
Condensator C
60 mA
10 µF, 275 V
70 mA
47 µF, 275 V
150 mA
100 µF, 275 V
1,0 A
220 µF, 275 V
Weerstand R
390 Ω, 2 W
22 Ω, 2 W
47 Ω, 2 W
47 Ω, 2 W