5 Voor de installatie
Afb.37 Opstelafstanden
Tab.24 Minimale afmetingen in mm
AWHP 4 MR – AWHP 6 MR-2 – AWHP 8 MR-2
A
100
B
500
C
200
D
1000
E
300
F
150
G
100
52
D
AWHP 11 MR-2 – AWHP 16 MR-2 – AWHP 11 TR-2 –
AWHP 16 TR-2
150
1000
300
1500
500
250
200
Installatie in koude en besneeuwde gebieden
Wind en sneeuw kunnen aanzienlijk afbreuk doen aan de prestaties van
de warmtepomp. Zorg ervoor dat de volgende informatie in aanmerking
wordt genomen om de buitenunit correct te installeren.
Installeer de buitenunit altijd hoog genoeg boven de grond zodat het
condenswater goed kan wegstromen.
De breedte van het voetstuk mag niet groter zijn dan die van de buiten
unit. IJsvorming kan leiden tot defecten (koelvloeistoflek).
De hoogte van het onderstel moet hoger zijn dan de hoogte van de
zwaarste sneeuwval. Deze maatregel helpt om de wisselaar te bescher
men tegen sneeuw en om ijsvorming te voorkomen tijdens het ontdooi
en.
Verhoog in gebieden met veel sneeuwval de vrije ruimte tot minstens
200 mm ten opzichte van de gemiddelde dikte van de sneeuwlaag.
1000
7622028 - v03 - 07102015