7.3
Procedure voor inbedrijfstelling
Afb.101 Inschakelen
8
7623793 - v06 - 22052017
Opgelet
De eerste inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door een er
kend installateur.
1. Plaats het voorpaneel terug op de binnenmodule.
2. Plaats de deur van het bedieningspaneel terug.
3. Zet de bovendeksel terug op zijn plaats.
4. Sluit de buitenunit
5. Schakel de stroomonderbreker van de buitenunit in op het schakel
paneel door deze in de I-stand te zetten.
6. Schakel de stroomonderbreker van de binnenmodule in op het scha
kelpaneel door deze in de I-stand te zetten.
7. Voor modellen met elektrische bijverwarming: schakel de stroomon
derbreker van de elektrische bijverwarming in op het schakelpaneel
door deze in de I-stand te zetten.
8. Zet de warmtepomp aan met de aan/uit-schakelaar.
9. Als het apparaat voor de eerste keer wordt opgestart, wordt op het
bedieningspaneel de parameter CNF weergegeven om het type bui
tenunit in te stellen.
10. Stel CN1 en CN2in.
Tab.51
Vermogen
van de
buitenunit
4 kW
4,5 kW
4 kW
4,5 kW
MW-6000287-1
6 kW
6 kW
8 kW
8 kW
11 kW
11 kW
16 kW
16 kW
11. De warmtepomp begint de opstartcyclus.
Voor meer informatie, zie
Selectie van het type buitenunit, pagina 114
Navigeren door de menu's, pagina 97
Installateurs menu, pagina 102
7.3.1
Opstartcyclus
Tijdens de opstartcyclus vertoont het display verschillende korte informa
tie-items voor controle.
Deze informatie-items worden achter elkaar weergegeven.
Waarde van de
parameter
Type naverwarming
Elektrisch
Elektrisch
HP002 configuren op 60 °C
Hydraulisch
Hydraulisch
HP002 configuren op 60 °C
Elektrisch
Hydraulisch
Elektrisch
Hydraulisch
Elektrisch
Hydraulisch
Elektrisch
Hydraulisch
7 Inbedrijfstelling
6
11
6
11
1
11
1
11
7
11
2
11
8
11
3
11
9
11
4
11
10
11
5
11
91