Reparatie
Oververhittingsschakelaar
1. Zet de hoofdschakelaar UIT
voeding.
2. Voer eerst de Drukontlastingsprocedure uit, page
24.
3. Wacht totdat de verwarmingsapparaten zijn afge-
koeld.
4. Verwijder de beschermkap van het verwarmingsap-
paraat.
5. Koppel een draad los van de oververhittingsschake-
laar (308), A
. 7, pagina 43. Test de schakelaar
FB
met een ohmmeter. De weerstand moet ongeveer 0
ohm bedragen.
6. Als de schakelaar niet slaagt voor de test, verwijder
dan de bedrading en de schroeven. Gooi de defecte
schakelaar weg. Breng thermische verbinding
110009 aan, installeer een nieuwe schakelaar op
dezelfde plaats op de behuizing (301) en maak vast
met schroeven (311). Sluit de draden weer aan.
OPMERKING: Als de bedrading vervangen moet
worden, koppel ze dan los van de temperatuurregeling-
skaart. Zie T
5 op pagina 39 en A
ABEL
39.
Verwarmde slang
OPMERKING: Raadpleeg de handleiding voor ver-
warmde slangen 309572 voor reserveonderdelen van
de slang.
Voedingsconnectors van de slangen
controleren
1. Zet de hoofdschakelaar UIT
voeding.
2. Voer eerst de Drukontlastingsprocedure uit, page
24.
OPMERKING: De hulpslang moet verbonden zijn.
47
OPMERKING: Bij doseerapparaten met een aansluit-
doos (TB) volgt u de stappen 3 - 5. Bij doseerapparaten
met elektrische connectors (12), volgt u de stappen 6 -
8.
. Ontkoppel de
3. Haal de voedingsdraden los van het aansluitblok
4. Controleer met een ohmmeter of de aansluitingen C
5. Als de slangtest niet goed is, controleer opnieuw op
6. Haal de voedingsdraden van de voedingsconnec-
. 5 op pagina
FB
7. Controleer met een ohmmeter of de twee aansluitin-
8. Als de slangtest niet goed is, controleer opnieuw op
. Ontkoppel de
(TB).
en E op het aansluitblok goed doorverbonden zijn.
elke lengte van de slang, inclusief de hulpslang, tot-
dat u de oorzaak hebt gevonden.
toren (12).
12
z
gen (12) bij (z) goed doorverbonden zijn.
elke lengte van de slang, inclusief de hulpslang, tot-
dat u de oorzaak hebt gevonden.
3
4
313149ZAF