Problemen opsporen en verhelpen
Verwarmingssysteem
voor slangen
Voordat u begint met het oplossen van storingen:
1. Voer eerst de Drukontlastingsprocedure uit,
page 24.
PROBLEEM
De slang warmt op, maar warmt trager
op dan gewoonlijk of bereikt de tem-
peratuur niet.
De slang behoudt zijn temperatuur niet
tijdens het spuiten.
De slangtemperatuur is hoger dan de
richtwaarde.
23
OORZAAK
Omgevingstemperatuur is te laag.
FTS werkt niet of is niet correct geïnstal-
leerd.
Te lage voedingsspanning.
A- en B-richttemperaturen zijn te laag.
Omgevingstemperatuur is te laag.
Stroming is te hoog.
De slang was niet volledig voorverwarmd.
Te lage voedingsspanning.
De A- en/of B-verwarmers oververhitten het
materiaal.
Defecte thermokoppelaansluitingen.
Ontbrekende of beschadigde isolatie rond
VTS, waardoor de slangverwarming voort-
durend AAN blijft.
2. Zet de hoofdschakelaar UIT
3. Laat de apparatuur afkoelen.
Problemen
Probeer de aanbevolen oplossingen in de opgegeven
volgorde voor elk probleem, om niet onnodig repa-
raties uit te voeren. Bepaal of alle stroomonderbre-
kers, schakelaars en knoppen goed ingesteld zijn en
of de bedrading correct is alvorens aan te nemen dat
er een probleem is.
Het verwarmingssysteem van de hulpleiding geb-
ruiken.
Controleer de VTS, zie pagina 11.
Controleer de netspanning. Bij een lagere
netspanning is minder vermogen beschikbaar
voor het slangenverwarmingssysteem, wat vooral
invloed heeft bij langere slangen.
Verhoog de A- en B-richttemperaturen. De slang
is ontworpen om de temperatuur te behouden,
niet om deze te verhogen.
A- en B-richttemperaturen verhogen om de vloeis-
toftemperatuur te verhogen en deze stabiel te
houden.
Kleinere mengkamer gebruiken. De druk verla-
gen.
Wacht totdat de slang voldoende is opgewarmd
voordat u begint met spuiten.
Controleer de netspanning. Bij een lagere
netspanning is minder vermogen beschikbaar
voor het slangenverwarmingssysteem, wat vooral
invloed heeft bij langere slangen.
Controleer de primaire verwarmers op een prob-
leem met een thermokoppel of defect element
aangesloten op het thermokoppel, zie pagina 11.
Controleer of alle VTS-aansluitingen goed vastzit-
ten en of de pennen van de connectoren schoon
zijn. Onderzoek de aansluiting van de thermokop-
pels met de lange groene plug op de besturing-
skaart van het verwarmingsapparaat. Koppel de
bedrading van de thermokoppel los en sluit ze
opnieuw aan, verwijder al het vuil. Koppel de
lange groene connector op de besturingskaart
van het verwarmingsapparaat los en sluit deze
opnieuw aan.
Zorg dat de slangenbundel over de hele lengte en
bij de koppelingen en aansluitingen goed is
geïsoleerd.
.
OPLOSSING
313149ZAF