Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Dieselbrandstof Parameters - Ingersoll Rand 7/20 Bedienings- En Onderhoudshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

ATTENTIE
NOOIT BENZINE OF ALCOHOL MET DIESELOLIE MENGEN.
ZULKE MENGSELS ZOUDEN KUNNEN EXPLODEREN.
BIJ HET TANKEN MORSEN VERMIJDEN. GEMORSTE
BRANDSTOF DIENT ONMIDDELLIJK AFGEVEEGD TE
WORDEN OM BRAND TE VOORKOMEN.
VOOR HET TANKEN NIET VERGETEN DE MOTOR VOLLEDIG
AF TE ZETTEN. GEEN OPEN VUUR IN DE NABIJHEID VAN
DE MOTOR.
ALTIJD DE MOTOR VOLLEDIG AFZETTEN BIJ HET TANKEN
OF DE MANIPULATIE MET BRANDSTOF, BIJ HET
SCHOONMAKEN OF VERVANGEN VAN EEN
BRANDSTOFFILTER OF BRANDSTOFLEIDING. NIET ROKEN
TIJDENS DE MANIPULATIE MET DE ACCU OF BIJ HET
TANKEN.
ALLE WERKZAAMHEDEN EN CONTROLES AAN HET
BRANDSTOFSYSTEEM SLECHTS IN GOED GEVENTILEERDE
RUIMTEN VAN VOLDOENDE GROOTTE UITVOEREN.
BIJ HET MORSEN VAN BRANDSTOF OF SMEERSTOF ALTIJD
WACHTEN TOT DE MOTOR VOLLEDIG AFGEKOELD IS.
PAS DAN BIJVULLEN. GEMORSTE BRANDSTOF OF
SMEERSTOF ALTIJD VAN DE MOTOR AFVEGEN.
Destillatie temperatuur,
˚C (˚F) 90% punt
Min
Max
282
338
(540)
(640)
Cetan nummer dient kleiner dan 45 te zijn.
OPM
Bij brandstof bijvullen altijd een zeef gebruiken. Vuil en zand
kunnen problemen in de injectiepomp veroorzaken.
Als brandstof altijd dieselolie gebruiken. De producent vereist
geen alternatieve brandstoftypen te gebruiken omdat hun
kwaliteit niet goed bekend of slecht is. Kerosine heeft een laag
cetan nummer en heeft ongunstige uitwerking op de motor.
Dieselolie type is bepaald door graden, die zijn afhankelijk van
de temperatuur.
Nooit de brandstoftank helemaal leeg maken. Lucht zou in het
brandstofsysteem komen en voor de volgende ingebruikstelling
zou het systeem ontlucht moeten worden.
C.
Ontluchten van het brandstofsysteem
ATTENTIE
NOOIT EEN HETE MOTOR ONTLUCHTEN, HET ZOU TOT
BEMORSEN VAN DE HETE UITLAATPIJP EN VERVOLGENS
TOT BRAND KUNNEN LEIDEN.
Ontluchten dient uitgevoerd te worden als:
---
brandstoffilter en brandstofleiding gedemonteerd en
weer teruggezet waren,
---
na het volledige leegmaken van de brandstoftank,
---
voor ingebruikstelling na een langere stallingtijd.
[HANDELWIJZE A] (slechts voor vrije uitlooptanks)
(1.) Brandstoftank tot maximum vullen. Hendel op het
brandstoffilter openen.
(2.) De ontluchtingsplug van het brandstoffilter een paar slagen
losdraaien.
SEPTEMBER 2003
Tabel 13 ---7.

DIESELBRANDSTOF PARAMETERS

Kinematische viscositeit
2
--- 1
in cST of mm
.s
bij
40˚C
Min
Max
1.9
4.1
Transportabele Compressor 7/20
B.
Controle van de brandstof hoeveelheid en het bijvullen
(1.) Controleer het brandstofpeil boven het onderste streepje
van de peilstok.
(2.) Als het peil te laag is bijvullen tot de bovenste limiet. Niet
overvullen.
Dieselolie "2--- D" is een dieselbrandstof met lagere vluchtigheid
bestemd voor industrieel en zwaar mobiel gebruik.
(SAE J313 JUN 87).
Tabel 13 ---6.
DIESELBRANDSTOF GRAAD
VOLGENS ASTM D975
Ontvlampunt
Water --- en
minimaal,
sedimentvolume
˚C (˚F)
in % maximaal
Min
Max
52
0.05
(125)
Viscositeit,
Zwavel
SUS bij 100˚F
inhoud %
Min
Max
Max
32.6
40.1
0.50
(3.) Als
er
geen
luchtbellen
ontluchtingsplug weer dichtdraaien.
(4.) De ontluchtingsplug op de bovenzijde van de injectiepomp
openen.
(5.) Als
er
geen
luchtbellen
ontluchtingsplug weer sluiten.
1
1
3
Afbeelding 13 ---11.
MIDDELS ZWAARTEKRACHT
Restcarbo
As
n in 10%
hoeveelh
van residu
eid in %
Max
Max
0.35
0.01
Corrosie op
Cetan
koperband
nummer
Max
Min
No.3
40
meer
verschijnen
meer
verschijnen
2
1.
Ontluchtingsplug
2.
Injectiepomp
3.
Brandstoffilter
HET TOEVOERSYSTEEM
13---11
de
de

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

120001

Inhoudsopgave