Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Periodieke Inspectie En Onderhoud; Smeersysteem - Ingersoll Rand 7/20 Bedienings- En Onderhoudshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Transportabele Compressor 7/20
Bij bedienen van de motor, altijd acht slaan op het volgende als
de motor tekenen van abnormaliteit geeft.
(1.) Motorolie druk
De motorolie druk wordt bewaakt door een schakelaar die de
motor stopt als de druk tot onder een vooringestelde waarde
daalt.
(2.) Koelmiddel temperatuur
De motorprestaties worden nadelig beïnvloed als de motor
koelmiddel temperatuur te hoog of te laag is. De normale
koelmiddel temperatuur is 75 ÷ 85˚C (167 ÷ 185˚F).
Oververhitting
ATTENTIE
ALS U ONTSNAPPENDE STOOM ZIET OF HOORT OF
ANDERE REDENEN HEBT OM TE VERMOEDEN DAT ER
ERNSTIGE OVERVERHITTING AANWEZIG IS, DE MOTOR
ONMIDDELLIJK STOPPEN.
Als de motor koelmiddel temperatuurmeter (indien aanwezig)
oververhitting aanwijst, of wanneer u redenen hebt om te
vermoeden dat de motor oververhit kan raken, het volgende
doen:
---
Servicekraan sluiten om belasting te verminderen.
---
Motor twee of drie minuten op stationair toerental laten
draaien. Als de motor koelmiddel temperatuur niet
begint te dalen, motor uitschakelen en als volgt verder
gaan.
ATTENTIE
NOOIT MOTORKAP OF DEUR OPENEN ALS U STOOM OF
KOELMIDDEL ZIET OF HOORT ONTSNAPPEN. WACHTEN
TOT GEEN ONTSNAPPENDE STOOM OF
MOTORKOELMIDDEL ZICHTBAAR OF HOORBAAR IS
ALVORENS DE MOTORKAP OF DEUR TE OPENEN.
NOOIT DE RADIATORDOP OF DE DOP VAN DE
MOTORKOELMIDDEL RESERVETANK AFNEMEN ALS HET
KOELMIDDEL IN DE RESERVETANK KOOKT. OOK NIET DE
DOP VAN DE RADIATOR AFNEMEN TERWIJL MOTOR EN
RADIATOR NOG STEEDS HEET ZIJN. KOKENDE VLOEISTOF
EN STOOM KUNNEN ONDER DRUK UITGESTOTEN
WORDEN ALS EEN OF BEIDE DOPPEN TE VROEG
AFGENOMEN WORDEN.
Als er geen stoom of motorkoelmiddel zichtbaar of hoorbaar is,
de motorkap of deur openen. Als het koelmiddel kookt, vachten
tot dit stopt alvorens verder te gaan. Het motor koelmiddel peil
moet tussen de "MAX COLD" en "MIN" streepjes op de
reservetank staan.
Controleren dat de ventilatorsnaar niet gebroken of van de poelie
afgelopen is, en dat de ventilator draait bij het starten van de
motor. Als het peil van het koelmiddel in de reservetank laag is,
uitkijken naar lekken in de radiatorslangen en aansluitingen,
radiator en waterpomp. Als u ernstige lekken vindt, motor niet
laten, draaien tot deze problemen hersteld zijn. Als u geen lek of
ander probleem vindt, dan voorzichtig koelmiddel in de
reservetank gieten.
(Motorolmiddel is een mengsel van ethyleen glycol antivries en
water. Voor juiste antivries en mengverhouding, zie Tabel 13 ---5.
OPERATION TEMPERATURE).
ATTENTIE
OM BRANDWONDEN TE VOORKOMEN, GEEN ANTIVRIES
OF MOTORKOELMIDDEL OP HET UITLAATSYSTEEM OF
HETE MOTORDELEN MORSEN. ONDER BEPAALD
OMSTANDIGHEDEN KAN DE ETHYLEEN GLYCOL IN HET
KOELMIDDEL BRANDBAAR ZIJN.
13---8
Als het koelmiddel peil in de reservetank juist is, maar er nog
steeds tekenen van oververhitting zijn en geen oorzaak ontdekt
was, uw plaatselijk Ingersoll--- Rand filiaal of dealer raadplegen.
Overkoeling
Bedrijf van de motor bij lage koelmiddel temperatuur verhoogt
niet alleen het olie en branstrof verbruik, maar leidt tevens tot
vroegtijdige slijtage van onderdelen, dat op zijn beurt tot
motorstoring kan leiden. Controleren dat de motor zijn normale
bedrijfstemperatuur van 75÷85˚C (167÷185˚F) bereikt binnen
tient minuten na starten.
(3.) Uurmeter
Deze meter geeft het aantal bedrijfsuren van de motor aan.
Verzekeren dat de meter altijd in werking is wanneer de motor
draait. Tijden voor periodiek onderhoud worden bepaald op
basis van de bedrijfsuren die op de meter getoond worden.
(4.) Lekkage van vloeistoffen en uitlaatrook
Remegelmatig
controleren
koelmiddel en uitlaatrook lekkage.
(5.) Abnormaal motorgeluid
Bij
eventueel
abnormaal
Ingersoll--- Rand filiaal of dealer raadplegen.
(6.) Staat van uitlaatrook
Controleren op abnormale uitlaatrook kleur.
A.
STOPPEN VAN MOTOR
(1.) Servicekranen sluiten
(2.) Alvorens de motor te stoppen, motor laten afkoelen door
hem ongeveer drie minuten met verminderde belasting te
laten draaien. Tijdens deze periode motorgeluid en
motoroliedruk (als er een drukmeter aanwezig is) op
abnormaliteiten controleren.
B.
STALLEN VOOR LANGE PERIODE
Als de machine voor lange duur buiten bedrijf is moet hij
tenminste eenmaal per week gestart worden en onder belasting
draaien voor tenminste 15 minuten nadat hij zijn normale
bedrijfstemperatuur bereikt heeft.
13.6.
PERIODIEKE INSPECTIE EN
ONDERHOUD
13.6.1.

SMEERSYSTEEM

Onderhoud van het motor olie en oliefilter element beinvloedt de
prestaties en de levensduur van de motor. Motorolie verversen
en oliefilter vervangen op de aangegeven periodieke
onderhoudstijden.
A.
Motorolie verversen en filterelement vervangen
ATTENTIE
VERZEKEREN DAT DE MOTOR STOPGEZET IS VOORDAT U
MET HET AFTAPPEN VAN DE MOTOROLIE GAAT
BEGINNEN.
DE AFGETAPTE MOTOROLIE IN EEN ONDER DE MOTOR
GEPLAATSTE OLIEPAN OPVANGEN EN IN
OVEREENSTEMMING MET PLAATSELIJKE MILIEUWETTEN
OPRUIMEN.
DE MOTOROLIE NOOIT ONMIDDELLIJK NA HET
STOPZETTEN VAN DE MOTOR AFTAPPEN. DE MOTOR
VOLDOENDE LATEN AFKOELEN.
(1.) De eerste keer dient de motorolie na 50 bedrijfsuren ververst
te worden, dan na iedere 200 bedrijfsuren.
op
smeermiddel,
brandstof,
motorgeluid
uw
plaatselijk
SEPTEMBER 2003

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

120001

Inhoudsopgave