Transportabele Compressor 7/20
1.
Ventilator riem
2.
Schroef en moer
A
doorbuiging tussen
A=7÷9 mm (0.28÷0.35 in)
bij een gebruikte kracht van 100 N (22.1 lbf)
Afbeelding 13 ---5.
VENTILATOR RIEMSPANNING
Tabel 13 ---3.
CONTROLE VAN DE VENTILATOR
RIEMSPANNING
Doorbuiging tussen A=7÷9 mm
Correcte
(0.28÷0.35 in) kracht wordt uitgeoefend
riemspanning
in het midden van de spanwijdte.
(1.) Motor stopzetten en sleutel uit het contact verwijderen.
(2.) De
riem in het midden tussen de
gemiddelde kracht met de duim naar beneden drukken.
(3.) Als
de
riemspanning
bevestigingsschroeven
losdraaien en met een tussen de wisselstroomdynamo en
het
motorblok
wisselstroomdynamo wegduwen tot de riemspanning de
gewenste waarde bereikt.
(4.) In geval van beschadiging de riem vervangen.
C.
Controle van koelmiddel peil
Het controle koelmiddel peil moet tussen de ¨MAX.COLD¨ en
¨MIN¨ streepjes op de reservetank staan, afhankelijk van de
motortemperatuur. Controleren en verzekeren dat het peil juist is.
ATTENTIE
BIJ AFNEMEN VAN DE RADIATORVULDOP TERWIJL DE
MOTOR NOG HEET IS, DE DOP MET EEN DOEK BEDEKKEN
EN DAN LANGZAAM DRAAIEN OM DE INWENDIGE
STOOMDRUK GELEIDELIJK TE ONTLASTEN. DIT
VOORKOMT DAT PERSONEN DOOR DE UIT DE
VULOPENING STROMENDE HETE STROOM VERBRAND
WORDEN.
Bijvulen met het juiste koelmiddelmengsel: 50/50 % ethyleen
glycol/water.
13---6
A
CONTROLE VAN DE
riemschijven met
niet
correct
is,
van
de
wisselstroomdynamo
geplaatste
hefboom
13.5.3.
Het starten van de motor (normaal)
2
KINDEREN MOGEN NIET IN DE NABIJHEID VAN DE
DRAAIENDE MOTOR KOMEN.
DE DRAAIENDE MOTOR MOET OP EEN VLAKKE
ONDERGROND GEĎNSTALLEERD WORDEN.
DE MOTOR MAG NIET OP EEN HELLING IN BEDRIJF GEZET
2
DE MOTOR MAG NIET IN EEN GESLOTEN RUIMTE
GEBRUIKT WORDEN. DE UITLAATGASSEN ZIJN GIFTIG EN
ZOUDEN DE LUCHT VERGIFTIGEN.
INDIEN DE MOTOR IN BEDRIJF IS, DE DRAAIENDE DELEN
NIET MET DE HAND AANRAKEN (VENTILATOR,
RIEMSCHIJVEN, VLIEGWIEL E.D.).
1
NOOIT DE MOTOR BEDIENEN ONDER INVLOED VAN
ALCOHOL EN / OF DRUGS.
BIJ HET BEDIENEN NOOIT LOSZITTENDE OF GESCHEURDE
KLEDING DRAGEN. DEZE KUNNEN VERSTRIKT RAKEN IN
DE DRAAIENDE DELEN EN LETSEL VEROORZAKEN.
BESCHERMENDE UITRUSTING GEBRUIKEN (BV. EEN HELM,
WERKSCHOENEN E.D.) DIE BIJ GELIJKSOORTIGE
WERKZAAMHEDEN VEREIST ZIJN.
BIJ HET BEDIENEN NOOIT EEN KOPTELEFOON VAN DE
RADIO OF EEN ANDER GELUIDSAPPARAAT GEBRUIKEN.
VOOR HET STARTEN VAN DE MOTOR ZICH VERZEKEREN
DAT NIKS IN DE OMGEVING HET VEILIGE BEDRIJF VAN DE
MOTOR KAN BEDREIGEN.
NA HET BEËINDIGEN VAN DE
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN ALLE ZEKERINGEN EN
AFDEKKAPPEN TERUGZETTEN EN GEBRUIKT
GEREEDSCHAP VERWIJDEREN VOORDAT U DE MOTOR
Nooit ether of een ander middel gebruiken voor het starten. Dat
zou ernstige beschadiging van de motor kunnen veroorzaken.
Na een langere stilstand (meer dan 3 maanden) eerst de
motorstop hendel in de stand "STOP" plaatsen, dan de starter
ongeveer 10 seconden lang activeren zodat de olie alle
gedeelten van de motor kan bereiken.
(1.) Brandstof hendel in stand "AAN" zetten.
de
de
A
"AAN"
B
"UITGESCHAKELD"
1.
Brandstof filter hendel
2.
Brandstof filter behuizing
Afbeelding 13 ---6.
(2.) Motorstop hendel in stand "START" plaatsen.
(3.) Toerental hendel in de halve stand van de schaal "IN
BEDRIJF" plaatsen.
ATTENTIE
WORDEN.
GAAT STARTEN.
OPM
B
A
BRANDSTOF FILTER HENDEL
SEPTEMBER 2003
1
2