28
BEDIENING
MOTORBEDRIJF
Uitlaatgas waarschuwing (koolmonoxide)
VOORZICHTIG
Nooit uitlaatgas inademen omdat dit koolmonoxide bevat, dat op
zichzelf kleurloos en reukloos is. Koolmonoxide is een gevaarlijk gas.
Het kan bewusteloosheid en de dood veroorzaken.
Motor nooit in beperkte ruimten (zoals garages of naast gebouwen)
laten draaien. Omgeving van achterste uitlaatpijp vrijhouden van
sneeuw en ander materiaal om opbouw van uitlaatgassen onder de
machine te verhinderen. Dit is vooral van belang bij parkeren tijdens
sneeuwstormen.
CONTROLE VÓÓR BEDIENING
VOORZICHTIG: Omwille van de veiligheid de inspectie uitvoeren met
de motor gestopt.
Motoroliepeil
Motor of machine op een horizontaal vlak plaatsen.
Peilstok uitnemen, met een doek schoonwrijven, geheel inzetten en
weer voorzichtig uitnemen.
Oliepeil m.b.v. streepjes op peilstok controleren. Oliepeil moet zoals
afgebeeld tussen "H" streepje en "L" streepje liggen.
Fig. 6
Tevens het oliemonster op de peilstok op verontreiniging en viscositeit
controleren.
Nooit teveel olie bijvullen.
Olie kan bijgevuld worden via het olie vulgat boven op het cilinderkop
deksel aan de voorzijde, of via het olie vulgat aan de rechterzijde van
inspuitmoment tandwielkast.
Het duurt enige tijd voordat de motorolie geheel omlaag van de
olievuller naar het carter toe gestroomd is. Tenminste 10 minuten
wachten alvorens het oliepeil te controleren
OPM: Vermijden om olie op de ventilatorsnaar te morsen, daar dit
slippen of slap zitten van de snaar veroorzaakt.
VOORZICHTIG: Tijdens bijvullen met olie, zorgen dat deze niet
gemorst wordt. Bij morsen van olie op motor of machine, grondig
afvegen om gevaar voor brand en persoonlijk letsel en/of materiële
schade te voorkomen.
Ventilator en snaar controle
De motor is uitgerust met een automatische snaarspanner.
Ventilatorsnaar op spanning of abnormaliteiten controleren
Een losse snaar gaat slippen hetgeen beschadiging van snaar,
abnormaal geluid, slechte accu oplading en oververhitten van motor
kan veroorzaken.
9/235
Fig. 7
Gebruik van oorspronkelijke Ingersoll–Rand ventilatorsnaar.
Altijd oorspronkelijke Ingersoll–Rand ventilatorsnaren gebruiken
omdat zij een hoog aandrijfvermogen en lange levensduur hebben.
Gebruik van non–Ingersoll–Rand ventilatorsnaren kan vroegtijdige
snaarslijtage of –verlenging tot gevolg hebben en oververhitting of
overmatig snaarlawaai veroorzaken.
Controle van koelmiddel peil
Controleren en verzekeren dat peil juist is.
VOORZICHTIG: Bij afnemen van de radiatorvuldop terwijl de motor
nog heet is, de dop met een doek bedekken en dan langzaam draaien
om de inwendige stoomdruk geleidelijk te ontlasten. Dit voorkomt dat
personen door de uit de vulopening stromende hete stroom verbrand
worden.
Bijvullen met het juiste koelmiddelmengsel: 50/50 ethyleen
glycol/water
Staat van radiatordop
Na bijvullen met koelmiddel, de radiatordop aanbrengen. Verzekeren
dat de dop veilig aangebracht is.
Carterontluchting
Tijdens koud weer ontluchtingsbuis dagelijks controleren en
reinigen.
Accukabel aansluiting
Accukabel aansluitingen controleren op vastzitten of corrosie. Een
losse kabelaansluiting heeft moeilijk starten van de motor of
onvoldoende acculading tot gevolg. De accukabelklemmen moeten
stevig aangetrokken worden. Bij opnieuw aansluiten van kabels na
deze losgemaakt te hebben, nooit de "+" en "–" klemmen onderling
verwisselen. Zelfs een korte periode van omgekeerde aansluiting
beschadigt electrische onderdelen.