DIAGNOSTISCH WEERGAVEPANEEL.
Het diagnostische weergavepaneel is ingedeeld zoals boven
weergegeven. De verschillende diagnostische indicaties kunnen als
volgt worden omschreven.
1. Compressortemperatuur te hoog: Storingsindicatielampje.
Indiceert
uitschakelen
als
compressortemperatuur .
2. Motoroliedruk te
laag: Storingsindicatielampje.
uitschakelen als gevolg van een te lage motoroliedruk.
3. Temperatuur
motorkoelvloeistof
Storingsindicatielampje. Indiceert uitschakelen als gevolg van een
te hoge koelmiddeltemperatuur in de motor.
1
2
3
4
5
6
7
gevolg
van
een
te
hoge
Indiceert
te
hoog:
BEDIENINGS–INSTRUKTIES
4. Brandstofpeil
te
laag:
uitschakelen als gevolg van een te laag brandstofpeil. Lamp
knippert als waarschuwing bij laag brandstofpeil.
5. Accuspanning te laag: Alarmindicatielampje. Indiceert dat de
accu of het laadsysteem onderhoud nodig heeft.
6. Niveau motorkoelvloeistof te laag: Storingsindicatielampje.
Indiceert dat het niveau van de koelvloeistof in de radiateur te
laag is.
7. Verstopt luchtfilter: Alarmindicatielampje. Indiceert dat de
luchtinlaatfilters van motor/compressor onderhoud nodig hebben.
8. DIAGNOSTIEK AUTO UITSCHAKELEN.
9. TEST LAMPJES – MET DE MOTOR UIT DE
HOOFDSCHAKELAAR OP "UIT" EN VERVOLGENS OP
"AAN" ZETTEN. ALLE LAMPJES MOETEN BRANDEN.
19
8
9
Storingsindicatielampje. Indiceert
9/235