87
PERIODIEKE INSPECTIE EN ONDERHOUD
Fig. 21
A Oliefilter
B Afvoerplug (Bij filter)
C Afvoerplug (Oliecarter)
D Oliecarter
Verwijder afvoerplug C (figuur 21 hierboven) om de motorolie volledig
weg te laten lopen.
Afnemen van oliefilter
Fig. 22
A Filterelement
B Afvoerplug
C Plaats van oliefiltersleutel
Draai olieafvoerplug B één slag los (figuur 22), zodat de olie uit de filter
en in het motorcarter kan lopen. (De filter zal, tegen de tijd dat het
motorcarter is leeggelopen, volledig zijn leeggelopen.
Verwijder, na het leeglopen, de afvoerplug volledig en vervang de
O–ring die bij elke originele IR–oliefilter wordt geleverd.
Installeer de olieafvoerplug: Draai vast met een koppel van 20–30 Nm.
Filterpatroon met filtersleutel afnemen en zorgen dat geen olie in de
omkasting gemorst wordt.
7/31, 7/41, 7/51, 7/71, 12/56
4IRJ7N/T
Installeren van oliefilter element –
Een weinig motorolie op de O–ring aanbrengen.
Fig. 23
Nieuwe patroon handvast inschroeven totanneer de O–ring contact
met het motorblok maakt
Fig. 24
A Oliefiltersleutel
Gebruik een oliefiltersleutel om het filterelement met 1¼ draai verder
aan te draaien.
Verversen van motorolie
Aftapplug terugzetten.
Via de gemakkelijkste vulopening met verse motorolie vullen.
Tenminste 10 minuten wachten tot olie het carter bereikt heeft. Dan
oliepeil met peilstok controleren.
Controle na olieverversing en vervangen van filter.
Olielekkage controle.
Unit vijf minuten laten draaien, dan visueel op olielekkage
controleren
Oliepeil opnieuw controleren:
Motor tenminste 10 minuten stoppen.
Oliepeil opnieuw controleren met peilstok. Eventueel tot
gespecificeerd peil met olie bijvullen
OPM: Wanneer de motor gestart wordt, daalt het oliepeil een weinig
van het oorspronkelijke omdat de olie het gehele oliecircuit vult.