47
ONDERHOUD
REMMEN AFSTELLEN (M&E)
Zorg ervoor dat de kompressor van de handrem staat en dat de
kogelkoppeling volledig is uitgeschoven.
Elke rem dient afzonderlijk te worden afgesteld. Daarbij dient u het
betreffende wiel in de rijrichting te draaien.
Zie bovenstaand schema.
1: Stel de remmen af met behulp van instelschroef A totdat ze
blokkeren.
Draai instelschroef A iets losser. U mag bij het draaien van het wiel
niet meer dan een kleine weerstand voelen.
Stel moeren B af en blokkeer ze waarbij verdeelplaat C parallel
loopt met de as.
Neem nu de speling op met moer D achter de verdeelplaat, zonder
echter druk op de remmen uit te oefenen (de wielen moeten vrij kunnen
blijven draaien). Zorg ervoor dat alle borgmoeren goed vastzitten. Het
oploopremhendel mag niet meer speling E hebben dan 14mm
(onderstel met vaste hoogte) of 16mm (onderstel met variabele
hoogte). De vrije–slaglengte F van de veer moet 190mm bedragen.
2: Wanneer u de kompressor nu achteruit duwt terwijl deze zich in de
parkeerstand bevindt, gaan de remmen in de achteruitstand staan en
wordt de veer uitgerekt om de parkeerstand te behouden. De handrem
voelt dan minder strak gespannen aan, maar de eenheid blijft wel op
zijn plaats staan.
Afstellen van het oploop remsysteem (KNOTT
onderstel)
1: Voorbereiding
Machine opkrikken.
Handremhendel [1] loszetten.
Trekstang [2] op oploop remsysteem geheel uittrekken.
1 Handrem hendel
2 Trekstang en balg
3 Handrem hendel draaipunt
4 Transmissie hefboom
5 Remkabel
6 Losbreek kabel
Vereisten:
Tijdens de afstelling procedure altijd met de wielremmen beginnen.
Wiel altijd in vooruitrijrichting draaien.
7/31, 7/41, 7/51, 7/71, 12/56
Controleren dat een M10 beveiligingsschroef op handrem draaipunt
aangebracht is.
De rembedieners mogen niet voorgespannen zijn – eventueel de
removerbrenging [7] op de rem equalisatie inrichting [8] loszetten.
Controleren dat de rembedieners en kabels [11] soepel werken.
7 Removerbrenging
8 Equalisatie inrichting
9 Drukveer
10 Equalisatie plaat
11 Kabel
Attentie
De drukveer [9] mag slechts licht voorgespannen worden en mag
tijdens werking nooit het ashuis aanraken.
Nooit de remmen afstellen bij de removerbrenging [7].
2. Afstellen van remschoen
12 Stelschroef
13 Kabelinvoer
Sleutelwijdte van stelschroef [12]
Remgrootte
160x35 / 200x50
250x40
300x60
Stelschroef [12] rechtsom aantrekken tot wiel geblokkeerd wordt.
Stelschroef [12] linksom loszetten (ong. ½ slag) tot wiel ongehinderd
draaien kan.
Zachte sleepgeluiden die geen invloed hebben op ongehinderd draaien
van het wiel zijn toegestaan.
Deze afstelprocedure moet op beide wielen zoals beschreven
uitgevoerd worden.
Wanneer de rem nauwkeurig afgesteld werd, is de bedieningsafstand
ong. 5 à 8mm op de kabel [11].
3: Afstellen van compensatie inrichting
Variabele hoogte modellen
Sleutelwijdte
SW 17
SW 19
SW 22