2.26
Veiligheids- en beveiligingsinrichtingen
Na het uitvoeren van werkzaamheden aan de veiligheidsinrichtingen een gedocumen-
teerde functietest uitvoeren. Regelmatige de werking van de veiligheidsinrichtingen
controleren, onderhoudsintervallen in acht nemen.
De veiligheidsinrichting van de machine bestaat uit:
Noodstop-schakelaar op het bedieningselement Rooien.
Noodstop-schakelaar op de bedieningsconsole van de sorteerstand.
Noodstopschakelaar bunkervulband (landspecifiek).
Noodstopschakelaar op sorteerstand rechts (landspecifiek).
Beschermplaten, beschermdop.
Veiligheidsschakelaars.
Veiligheids- en beschermingsbeugels.
Gevaar door niet actieve veiligheidsinrichtingen.
Defecte of niet werkende veiligheidsinrichtingen kunnen ernstige verwondingen en
gevaren niet meer voorkomen.
– Na onderhoudswerkzaamheden en voor het herstarten van de machine, moet u
er in elk geval voor zorgen dat alle veiligheidsinrichtingen volledig gemonteerd en
functioneel zijn.
Overzicht
(1)
Noodstop-schakelaar op de bedieningsconsole van de sorteerstand
(2)
Zwaailicht (optie)
(3)
Afdekdoek achterzijde
(4)
Afdekdoek loofketting
(5)
Waarschuwingsbord
(6)
Beschermrubber egelband 3
(7)
Veiligheidsbeugel op trapje
(8)
Noodstop-schakelaar op het bedieningselement Rooien
GEVAAR
8
7
Veiligheids- en beveiligingsinrichtingen
1
6
Veiligheid
2
3
4
5
41 / 481