Inhoudsopgave
Advertenties
ONDERHOUD/ 500 UUR (VERVOLG)
CONTROLEER DE MOTOROPHANGINGEN
De motorophanging is de verantwoordelijkheid van de
voertuig- of generatorfabrikant. Volg de richtlijnen van de
fabrikant voor ophangingsspecificaties
LET OP
Gebruik alleen SAE 8 klasse of hogere hardware
klasse voor de motorophanging.
Afbeelding 46: Motorophanging
A
Montagebeugel
1. Controleer of de montagebeugels van de motor (A),
trillingsisolators en montagebouten goed op het
steunframe en motorblok zijn vastgedraaid. Indien
nodig aandraaien.
2. Inspecteer, indien voorzien, de algemene toestand
van trillingsisolators. Vervang indien nodig de
isolators als het rubber is versleten of verpletterd als
gevolg van elasticiteitsverlies.
Controleer elektrische aardaansluitingen van motor
Houd alle aardaansluitingen van de motor schoon en
aangedraaid om elektrische doorslag te voorkomen die
de
motor
of
elektronische
beschadigen.
componenten
kan
53
CONTROLEER DE RIEM (Motoren met handmatige
spanner)
Afbeelding 47: Handmatige riemspanner
Afbeelding 48: Referentiemarkeringen
Riemmeter
A
B
Dopschroef
C
Dopschroef
D
Referentiemarkeringssleuf
E
Bovenste dynamobeugel
Inspecteer
de
riemen
uitgerokken zones. Indien nodig, vervangen.
OPMERKING:
Riemafstelling wordt gemeten met een meter die
op de bovenste rand van de dynamobeugel is
geplaatst.
1. Draai de dopschroeven (B) en (C) los.
2. Schuif de dynamo met de hand in de uitsparing om
alle overtollige speling op de riem weg te werken.
Noteer een referentieteken (D) op de lijn met de
inkeping (E) op de bovenste dynamobeugel.
LET OP
Niet tegen het achterframe van de dynamo wrikken.
G60, G80, G100, G150, G200-SIIIA B&O-handboek
op
barsten,
uitrafelen
of
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
