Laadcontrolelampje
Als het lampje gaat branden terwijl de motor draait:
•
moet u de aandrijfriemen van de dynamo controleren
en
afstellen
zoals
overeenkomstige onderhoudspunt. Raadpleeg het
hoofdstuk Onderhoud.
Als het laadcontrolelampje blijft branden, kan dit het
gevolg zijn van een dynamostoring of een storing in het
elektrische systeem.
Riemoverbrenging
Wanneer de riemoverbrenging nieuw is, kan het een
piepend geluid maken bij het draaien. Dit geluid is
normaal en verdwijnt na 50-100 bedrijfsuren.
Het
geluid
beïnvloedt
riemoverbrenging niet.
MOTOR BUITEN WERKING STELLEN
1. Laat de motor gedurende enkele minuten onbelast
draaien als het continu is gebruikt onder zware
belasting.
2. Schakel de motor uit.
Opmerking: de accuspanning moet gedurende een
paar seconden op peil blijven nadat de
15 volt is uitgeschakeld, zodat de
regeleenheden
opslaan en over kunnen schakelen naar
de standby-modus.
10
incorrecte
zullen leiden tot een koppelreducering
(70% van de brandstofhoeveelheid).
Reset de motor door deze in één keer op
juiste wijze uit te schakelen.
LET OP
Als de motor wordt uitgeschakeld zonder afkoeling,
is er nadien kans op oververhitting en schade aan de
turbolader.
De stroom mag niet uitgeschakeld worden voordat
de motor is gestopt.
CONTROLES NA INBEDRIJFSTELLING
WAARSCHUWING
Blokkeer de starter bij werkzaamheden aan de motor.
Als de motor onverwacht aanslaat, bestaat er een
verhoogd risico op letsel.
staat
beschreven
in
de
levensduur
van
de waarden kunnen
motoruitschakelingen
Wanneer de motor heet is, kunnen er altijd
brandwonden worden opgelopen. Onderdelen die
vooral heet zijn zijn turboladers, oliecarters, hete
koelvloeistof en olie in de leidingen en slangen.
het
•
Controleer of de stroomtoevoer niet onderbroeken is.
•
Vul de brandstoftank. Zorg dat de vuldop en het
gebied rondom de vulopening schoon zijn om
verontreiniging van de brandstof te voorkomen.
•
Bij een kans op bevriezing, moet het koelsysteem
voldoende glycol bevatten.
•
Bij temperaturen onder de 0° C/32°C: bereid de
volgende start voor door de motorverwarmer aan te
sluiten (indien gemonteerd).
de
Controleer het koelvloeistofpeil na de eerste start.
Vul zo nodig bij.
51
G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
LET OP