INBEDRIJFSTELLEN
Controleer de instrumenten en waarschuwingslampjes
periodiek.
Motortoerentalbereik
Normaal motortoerentalbereik.
50 Hz 1500 tpm
Geregeld door het
60 Hz 1800 tpm
motormanagementsysteem.
´Limp-home´-modus
Als er zich een storing voordoet in de normale
gasklepopening of als de CAN-communicatie wordt
onderbroken,
is
de
beschikbaar:
Een CAN-storing of storing in de gasklepopening bij een
volledig
belaste
motor
stationairschakelaar):
•
De gasklepopening is 0% en de motor draait bij een
normaal stationair toerental.
•
De gasklepopening is 0% en de motor draait bij een
verhoogd stationair toerental (750 tpm) als deze
functie is geactiveerd.
Storing gasklepopening, maar de stationairschakelaar
werkt:
•
De gasklepopening instelwaarde kan langzaam
worden verhoogd tussen de 0 en 50% met behulp
van de stationairschakelaar.
CAN-storing:
De motor wordt uitgeschakeld als de shutdown-functie is
geactiveerd.
G400-SIIIA Koelvloeistoftemperatuur
De normale temperatuur van de koelvloeistof tijdens
bedrijf is 80-90°C/176-194° F.
G500-SIIIA Koelvloeistoftemperatuur
De normale temperatuur van de koelvloeistof tijdens
bedrijf is 90-95°C/194-203° F.
Alarmniveaus worden ingesteld in de motorregeleenheid.
De standaardinstelling voor de laagste en hoogste
grenswaarden voor een hoge koelvloeistoftemperatuur
zijn 95° C-203° F en 105° C/221° F respectievelijk.
•
Het hoge koelvloeistoftemperatuur alarm dient:
•
Enkel ter alarmering.
•
Ter alarmering en koppelreducering bij de laagste
grenswaarde.
volgende
noodbediening
(zowel
signaal-
•
Ter
alarmering
uitschakeling
grenswaarde.
•
Ter alarmering en koppelreducering bij de laagste
grenswaarde, en uitschakeling van de motor bij de
hoogste grenswaarde.
•
Ter alarmering bij de laagste grenswaarde en
uitschakeling
grenswaarde
motoruitschakeling te onderdrukken.
•
Ter alarmering, koppelreducering bij de laagste
grenswaarde en uitschakeling van de motor bij de
hoogste grenswaarde met de mogelijkheid om de
motoruitschakeling te onderdrukken.
Als de motor gedurende lange tijd draait onder zeer lichte
belasting, kan de motor moeite hebben met het
handhaven van de koelvloeistoftemperatuur. Bij een
als
verhoogde belasting stijgt de koelvloeistoftemperatuur tot
de normale waarde.
Een te hoge koelvloeistoftemperatuur kan de motor
beschadigen.
Oliedruk
Informatie over de normale oliedruk en de laagst
toegestane oliedruk is opgenomen in het hoofdstuk
Technische gegevens.
Het
motormanagementsysteem
alarmniveaus:
•
Bij een toerental onder de 1.000 tpm en een oliedruk
onder de 0,7 bar/10,2 psi.
•
Bij een toerental boven de 1.000 tpm en een oliedruk
onder de 2,5 bar/36,3 psi langer dan 3 seconden.
Het onjuiste oliedruk alarm dient:
•
Enkel ter alarmering.
•
Ter alarmering en koppelreducering met 30%.
•
Ter alarmering en uitschakeling van de motor.
•
Ter
alarmering
motoruitschakeling.
Opmerking: een hoge oliedruk (boven de 6 bar/87
psi) is normaal als de motor koud is bij
het opstarten.
50
G400/500-SIIIA Bedienings- en onderhoudshandboek
bij
laagste
grenswaarde
van
de
motor
bij
van
de
motor
bij
met
de
mogelijkheid
LET OP
kent
de
en
onderdrukking
en
de
hoogste
de
hoogste
om
de
volgende
van
de