Inhoudsopgave
Advertenties
16 Ingangen
16.1 Configuratie van een ingang
Opmerking!
De ingevoerde correctiewaarde van elke temperatuuringang wordt bewaard en in beeld gebracht als de
temperatuurcorrectie weer wordt geactiveerd.
De correctiewaarde wordt automatisch opgeteld bij de gemeten temperatuur. Zij wordt b.v. gebruikt als de karakteristieken
van de twee temperatuursensoren sterk van elkaar afwijken of als er een bekende en constante temperatuurgradiënt
bestaat tussen de gemeten temperatuur en de daadwerkelijke temperatuur.
De temperatuurcorrectie invoeren
Speciale functies\Ingangen\Temperatuur Tx\Temperatuuroffset
• Toets de offset voor de temperatuuringang in.
• Druk op ENTER.
16.1.2
Stroom- en spanningsingangen
Bij het configureren van de stroom- en de spanningsingangen wordt nu de brongrootte gekozen en het input- en
meetbereik vastgelegd.
Selectie van de brongrootte
Speciale functies\Ingangen\...\Brongrootte
• Kies de brongrootte.
Inputbereik
Het inputbereik wordt nu vastgelegd.
Speciale functies\Ingangen\...\Ingangsbereik
• Kies een lijstvermelding:
– 0...20 mA
– 4...20 mA
– Ander bereik
• Druk op ENTER.
Als u Ander bereik kiest, voert u de waarden Invoer MIN en Invoer MAX in.
Meetbereik
Speciale functies\Ingangen\...\Begin meetbereik
• Geef de kleinste te verwachten meetwaarde aan. De maateenheid van de brongrootte verschijnt in beeld.
Begin meetbereik is de meetwaarde die is toegewezen aan de onderste grenswaarde van het inputbereik (Invoer
MIN).
• Geef de grootste te verwachten meetwaarde aan. De maateenheid van de brongrootte verschijnt in beeld.
Einde meetbereik is de meetwaarde die is toegewezen aan de bovenste grenswaarde van het inputbereik (Invoer
MAX).
Een foutwaarde invoeren
Speciale functies\Ingangen\...\Foutenoutput
Er kan een foutwaarde worden vastgelegd die als output verschijnt als de brongrootte niet ter beschikking staat.
• Toets de foutwaarde in.
• Druk op ENTER.
170
FLUXUS G72*
2022-04-01, UMFLUXUS_G72xV2-0-1NL
Advertenties
Inhoudsopgave
