8.
Verwijder de dop van het hydraulische filter en
het filter van de transmissies.
9.
Monteer nieuwe hydraulische filters; richt de
veerzijde naar buiten en plaats de filterdoppen.
10.
Monteer de aftappluggen en draai deze vast
met een torsie van 22 tot 27 N·m.
11.
Zet de ontluchtingspluggen in de transmissies
los zodat ze loszitten en wiebelen
Opmerking:
Hierdoor kan het hydraulische
systeem ontluchten terwijl u hydraulische
vloeistof bijvult.
Figuur 73
Linker transmissie getoond
1. Ontluchtingsplug
12.
Voeg langzaam vloeistof toe aan de hydraulische
tank tot ze uit 1 van de ontluchtingspluggen
begint te stromen.
Belangrijk:
Gebruik de in
van het hydraulische systeem (bladz.
48)
voorgeschreven vloeistof of een
gelijkwaardig product. Andere vloeistoffen
kunnen schade aan het systeem veroorzaken.
Belangrijk:
Hou het vloeistofpeil in de
hydraulische tank in de gaten en giet de tank
niet te vol.
13.
Zet de ontluchtingspluggen vast.
14.
Plaats de dop op de hydraulische tank.
15.
Monteer de brandstoftank.
16.
Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten
lopen om lucht uit het systeem te verwijderen.
17.
Zet de motor af en controleer op lekkages.
Opmerking:
Als een of beide wielen niet willen
draaien, raadpleeg dan
ontluchten (bladz.
(Figuur
Specificaties
Hydraulische systeem
50).
Hydraulische systeem
ontluchten
Het tractiesysteem ontlucht zichzelf, maar het kan
noodzakelijk zijn het systeem te ontluchten als de
vloeistof wordt ververst of nadat er werkzaamheden
zijn verricht aan het systeem.
1.
Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem
73).
in werking.
2.
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u
de bestuurderspositie verlaat.
3.
Breng de achterzijde van de machine omhoog
op assteunen tot de aandrijfwielen van de grond
komen.
4.
Start de motor en zet de gashendel op stationair.
Opmerking:
helpen door de band voorzichtig naar voren te
draaien.
5.
Controleer het peil van de hydraulische vloeistof
en giet indien nodig vloeistof bij om het correcte
peil te handhaven.
g031544
6.
Herhaal dit bij het andere wiel.
50
Als het wiel niet draait, kunt u