4.
Controleer de staat van de bedrading van de
kabelboom, de aansluitingen en de polen.
Reinig of repareer deze indien nodig.
5.
Controleer dat er 12 V op de koppelingsconnec-
tor staat als u de aftakasschakelaar inschakelt.
6.
Meet de opening tussen de rotor en de armatuur.
Als de opening groter is dan 1 mm, ga dan als
volgt te werk:
A.
Draai beide montagebouten een halve tot
een hele slag los zoals wordt getoond in
Figuur
57.
Opmerking:
niet van de veldafdekking/armatuur. De
remstang is versleten rond de armatuur en
moet blijven passen nadat u het opvulstuk
hebt verwijderd om voldoende remkoppel te
garanderen.
Figuur 57
1. Montagebout van rem
B.
Verwijder het opvulstuk met een punttang
of met de hand.
Opmerking:
totdat u zeker weet dat de koppeling naar
behoren werkt.
Figuur 58
1. Opvulstuk
C.
Blaas met perslucht al het vuil onder de
remstang en rond de afstandsstukken van
de rem weg.
Verwijder de remstang
Gooi het opvulstuk niet weg
D.
Haal elke bout (M6 x 1) aan met een torsie
van 12,8 tot 14,2 N·m.
E.
Gebruik een voelermaat van 0,254 mm
dik om aan beide zijden van de remstang
te controleren of er een opening is tussen
de rotor en de armatuur, zoals getoond in
Figuur 59
Opmerking:
de rotor en armatuur slijten, met pieken en
dalen, is het soms moeilijk om de werkelijke
opening te meten.
1. Voelermaat
g010870
1. Voelermaat
•
Als de opening kleiner is dan 0,254 mm,
plaats dan het opvulstuk terug en
raadpleeg het hoofdstuk
oorzaak en remedie (bladz.
•
Als de opening groot genoeg is, ga dan
verder met de veiligheidscontrole in
stap F.
F.
Voer de volgende veiligheidscontrole uit:
i.
g010871
ii.
43
en
Figuur
60.
Vanwege de manier waarop
Figuur 59
Figuur 60
Problemen,
Neem plaats op de bestuurdersstoel
en start de motor.
Controleer of de messen niet
ingeschakeld worden als de
aftakasschakelaar in de stand
U
staat en de koppeling is
IT
uitgeschakeld.
Opmerking:
Als de koppeling niet
wordt uitgeschakeld, plaats dan
g010872
g010873
58).